verkrijgt tot het batterijvak, kan het nodig zijn om het deksel van de behuizing
van de stroomtang af te schuiven. Sluit de batterij aan volgens de markerin-
gen op de aansluitklemmen, sluit de behuizing of het deksel van het batterijvak.
Als het batterijsymbool verschijnt, moeten de batterijen worden vervangen door
nieuwe batterijen. Omwille van de nauwkeurigheid is het raadzaam om de bat-
terij zo snel mogelijk na het verschijnen van het batterijsymbool te vervangen.
Vervanging van de zekering
Het apparaat maakt gebruik van een zekering met snelle karakteristieken. In
geval van schade, de zekering vervangen door een nieuwe zekering met iden-
tieke elektrische parameters. Open hiervoor de behuizing van de meter, volgens
dezelfde procedure als bij het vervangen van de batterij en respecteer de veilig-
heidsregels, en vervang de zekering door een nieuwe.
De stroomtang in- en uitschakelen
Als u de meetschakelaar in de OFF-stand zet, wordt de stroomtang uitgescha-
keld. De overige schakelaarposities activeren de schakelaar en maken de keuze
van de te meten grootheid en het bereik mogelijk. De stroomtang heeft een
automatische uitschakelfunctie in geval van inactiviteit van de gebruiker. Na on-
geveer 15 minuten inactiviteit schakelt de stroomtang automatisch uit. Dit zal
het batterijverbruik verminderen. Ongeveer een minuut vóór het uitschakelen
van de stroomtoevoer wordt de gebruiker gewaarschuwd door middel van een
akoestisch signaal en een knipperende diode onder het LCD-display. De stroom-
toevoer van de stroomtang wordt hersteld na het wijzigen van de positie van de
keuzeschakelaar voor de kraan. Wanneer de stroomtang is ingeschakeld, geeft
de stroomtang het APO-symbool weer, wat betekent dat de stroomtang in de
automatische uitschakelfunctie werkt in geval van inactiviteit van de gebruiker.
"Select" knop
De knop wordt gebruikt voor de handmatige selectie van de meetwaarde in ge-
val van de instelling: weerstandsmeting / diode test / geleidbaarheidstest, even-
als in geval van temperatuurmeting, waarbij het mogelijk is om de meeteenheid
te selecteren.
„H/* knop
De knop wordt gebruikt om de meetwaarde op het display op te slaan. Door op
de toets te drukken, blijft de actueel weergegeven waarde op het display staan,
ook nadat de meting is voltooid. Druk nogmaals op de knop om terug te keren
naar de meetmodus. De werking van de functie wordt op het display van de
stroomtang aangegeven met het "H"-teken. Als u de knop ongeveer 2 seconden
lang ingedrukt houdt, wordt het display van de stroomtang verlicht. De achter-
grondverlichting wordt na enkele seconden automatisch uitgeschakeld.
Max/Min" knop
De knop wordt gebruikt om de bedrijfsmodus te activeren waarin het maximale
of minimale meetresultaat wordt weergegeven vanaf het moment van activering
van de gegeven modus. Door nogmaals op de knop te drukken kunt u de meet-
modus in de cyclus wijzigen: maximum (MAX) / minimum (MIN) / momentane
waarde (AUTO). Tussen haakjes staan de symbolen die op het scherm worden
weergegeven, afhankelijk van de geselecteerde werkingsmodus.
"Range" knop
De knop wordt gebruikt om het meetbereik van een bepaalde hoeveelheid hand-
matig te wijzigen. Wanneer u op de knop drukt, verdwijnt het AUTO-symbool.
Door opnieuw op de toets te drukken, wordt het bereik in de volgorde opgegeven
in de tabel omgeschakeld. Als u de knop gedurende ca. 1 seconde ingedrukt
houdt, wordt de automatische bereikkeuze hersteld.
"Relative" knop
Met de knop kunt u de relatieve waarde meten. De functie is beschikbaar voor
elke positie van de keuzeknop, behalve voor frequentie- en bedrijfscyclusmetin-
gen. Door tijdens de meting op de "Relative" knop te drukken, wordt het display
gereset en wordt de waarde die zichtbaar is, aanvaard voordat het als referen-
tieniveau wordt weergegeven. De nieuwe meting toont het verschil tussen de
gemeten waarde en de behouden referentiewaarde. Als u nogmaals op de knop
drukt, keert u terug naar de normale meetmodus. De functie wordt aangegeven
door het driehoeksymbool.
"Hz/Duty"-knop
Met de knop kunt u kiezen tussen frequentie- of cyclustermeting wanneer de
keuzeknop op "Hz/Duty" is ingesteld.
Testkabels aansluiten
Als de kabelstekkers zijn voorzien van afdekkingen, moeten deze worden verwij-
derd voordat de kabels op de contactdozen worden aangesloten. Sluit de kabels
aan volgens de instructies in de handleiding. Verwijder vervolgens de afdekkin-
gen van het meetgedeelte (indien aanwezig) en ga verder met de metingen.
Adapter voor het testen van kleine elektronische componenten
48
O O R S P R O N K E L I J K E I N S T R U C T I E S
NL
De adapter kan worden gebruikt voor het testen van kleine elektronische compo-
nenten, weerstanden, condensatoren, diodes, transistors, enz. De adapter wordt
rechtstreeks op de INPUT en COM-aansluitingen aangesloten, zodat de klem
van de adapter met de aanduiding + naar de INPUT-aansluiting en de klem met
de aanduiding - naar de COM-aansluiting gaat. Adapteraansluitingen met de
merktekens E, B, C worden gebruikt voor het testen van transistors, contact-
dozen met de merktekens + en - kunnen worden gebruikt voor het testen van
elektronische componenten die zijn uitgerust met twee contacten.
Ingebouwde zoemer
De stroomtang heeft een ingebouwde zoemer die telkens kortstondig piept wan-
neer de kuezeknop wordt verplaatst of een toetsaanslag wordt ingedrukt om te
bevestigen dat de toetsaanslag succesvol is geweest. De zoemer geeft enkele
pieptonen per minuut voordat de stroomtang automatisch wordt uitgeschakeld
en een lange pieptoon onmiddellijk voordat hij automatisch wordt uitgeschakeld.
De stroomtang schakelt automatisch uit 15 minuten na de laatste druk op de
knop of na het wijzigen van de positie van de keuzeschakelaar op de kraan.
Magnetische hanger
Aan de achterwand van de stroomtang is een magnetische hanger bevestigd,
waardoor de stroomtang aan stalen oppervlakken kan worden opgehangen.
Zorg ervoor dat beide magnetische cirkelvormige velden zich met hun volledige
oppervlak aan het metalen oppervlak hechten. Dit beschermt de stroomtang te-
gen onverwacht losraken en vallen. Als de hanger niet wordt gebruikt, kan deze
worden bevestigd aan een speciaal hiervoor voorbereid veld op het deksel van
het batterijvak.
UITVOEREN VAN DE METINGEN
Afhankelijk van de huidige positie van de bereikschakelaar worden drie cijfers
op het display weergegeven. Als de batterij moet worden vervangen, geeft de
stroomtang dit aan door het batterijsymbool op het display weer te geven. Als
het "-" teken op het display verschijnt voor de gemeten waarde, betekent dit
dat de gemeten waarde de omgekeerde polarisatie heeft ten opzichte van de
meteraansluiting. Als alleen het overbelastingssymbool op het display verschijnt,
betekent dit dat het meetbereik is overschreden, in dit geval moet het meetbereik
worden gewijzigd in een hoger.
In het geval van metingen van onbekende waarde moet de stroomtang worden
ingesteld op de "AUTO"-modus, zodat de stroomtang zelf het beste meetbereik
kan bepalen. Als de keuzeknop is ingesteld om wisselstroom of wisselspanning
te meten, start de stroomtang in de "True RMS" modus. Dit betekent dat de wer-
kelijke eff ectieve waarde van het verloop van de variabele wordt gemeten. Als
een niet-sinusvormige golfvorm wordt gemeten, wordt de werkelijke rms-waarde
van de golfvorm gegeven. Bij metingen met de hoogste spanning moet bijzon-
dere aandacht worden besteed aan het voorkomen van elektrische schokken.
LET OP! Laat het meetbereik van de stroomtang niet kleiner zijn dan de
gemeten waarde. Dit kan leiden tot schade aan de stroomtang en tot elek-
trische schokken.
De correcte aansluiting van de kabels is:
Rode kabel naar de met INPUT of μA mA, of 10 Agemarkeerde aansluiting
Zwarte kabel naar de bus met markering COM
Om de hoogst mogelijke meetnauwkeurigheid te bereiken, moeten optimale
meetomstandigheden worden gegarandeerd. Omgevingstemperatuur in het be-
reik van 18 graden C tot 28 graden C en relatieve vochtigheid van de lucht <75%
Voorbeeld van nauwkeurigheidsbepaling
Nauwkeurigheid: ± (% van indicatie + gewicht van het minst signifi cante cijfer)
Meting van DC-spanning: 1,396 V
Nauwkeurigheid: ±(0,8% + 5)
Berekening van de fout: 1,396 x 0,8% + 5 x 0,001 = 0,011168 + 0,005 = 0,016168
Meetresultaat: 1,396 V ± 0,016 V
Voltagemeting
Sluit de meetkabels aan op de met INPUT en COM gemarkeerde aansluitingen.
Stel de bereikschakelaar in op de meetpositie van de gelijkspanning of wissel-
spanning. Sluit de meetkabels parallel aan op het elektrische circuit en lees het
spanningsmeetresultaat af. Meet nooit een spanning hoger dan het maxima-
le meetbereik. Dit kan leiden tot schade aan de stroomtang en tot elektrische
schokken.
Stroommeting
Sluit, afhankelijk van de verwachte waarde van de gemeten stroom, de meetka-
bels aan op de mA- en COM-bussen of op de 20A en COM-bussen. Selecteer
het juiste meetbereik met de knop. De maximale stroom gemeten in de mA-bus
kan 600 mA zijn als de stroommeting hoger is dan 600 mA, sluit de kabel aan
op de 20A-bus. De in de 10A-contactdoos gemeten maximumstroom mag 10 A