Bijlage
A
Storingen herkennen en verhelpen
STORINGEN
Na het inschakelen van de unit licht het
display niet op en bij het bedienen van de
functies wordt geen akoestisch signaal
weergegeven.
Onmiddellijk na het inschakelen van de unit
wordt de leidingveiligheidsschakelaar van de
woning geactiveerd.
Na het inschakelen van de unit komt het tot
een stroomuitval.
Na het inschakelen van de unit knippert wel-
iswaar de indicatie van de signaaloverdracht
bij het bedienen van de functies, maar er ge-
beurt niets.
Controleer de aan de afstandsbediening
ingestelde temperatuur.
Het vermogen van de ventilator is erg gering.
Storende geluiden.
Niet voldoende koel- of verwarmingswerking.
Niet voldoende ventilatie.
De unit stoot in de CV-functie koude lucht
uit.
De horizontale lamel kan niet worden ver-
steld.
De ventilatormotor van de binnenunit functio-
neert niet.
De ventilatormotor van de buitenunit functio-
neert niet.
De compressor functioneert niet.
Uit de binnenunit ontsnappend water.
Uit de drainageleiding ontsnappend water.
Aan de aansluitingen van de leidingen van
de binnenunit ontsnappend water.
Het stromende water is te horen.
Van de binnenunit gaan abnormale geluiden
uit.
Van de buitenunit gaan abnormale geluiden
uit.
100
MOGELIJKE OORZAKEN
De netadapter is niet aangesloten of de aan-
sluiting aan de stroomvoorziening is niet in
orde.
Bekabeling niet correct aangesloten of in
slechte toestand, vocht in het elektrische
systeem.
Gekozen stroomrelais niet correct.
Storing van de afstandsbediening.
NIET VOLDOENDE KOEL- OF VERWARMINGSWERKING
De ingestelde temperatuur is niet correct.
Het toerental van de ventilatormotor van de
binnenunit is te gering.
De filter van de binnenunit is vervuild of ver-
stopt.
Storing van het 4- wegventiel.
Storing van de horizontale lamel.
Storing van de ventilatormotor van de bin-
nenunit.
Storing van de ventilatormotor van de buiten-
unit.
Storing van de compressor.
De compressor werd door de thermostaat
uitgeschakeld.
UIT DE AIRCONDITIONING ONTSNAPT WATER.
De drainageleiding is verstopt.
De drainageleiding heeft een te gering ver-
val.
De drainageleiding is defect.
De isolatie van de leidingen is niet correct
aangebracht.
ABNORMALE GELUIDEN EN TRILLINGEN VAN DE UNIT
Bij het in- of uitschakelen van de unit ont-
staan door de koudemiddelstroom abnor-
male geluiden.
Vreemde voorwerpen in de binnenunit of in
componenten die ermee verbonden zijn.
Vreemde voorwerpen in de buitenunit of in
componenten die ermee verbonden zijn.
OPLOSSINGEN
Controleer of de stroomvoorziening gestoord
is. Indien ja, wacht dan tot de stroomvoor-
ziening opnieuw voorhanden is. Indien nee,
controleer dan het stroomvoorzieningscircuit
en controleer of de voedingsstekker correct
is aangesloten.
Zorg ervoor dat de unit correct is geaard.
Zorg voor de correcte aansluiting van de
bekabeling.
Controleer de bekabeling van de binnenunit.
Controleer of de isolatie van de voedingska-
bel beschadigd is en vervang deze eventu-
eel.
Kies een passend stroomrelais.
Vervang de batterijen van de afstandsbedie-
ning. Repareer de afstandsbediening of ver-
vang ze.
Pas de ingestelde temperatuur aan.
Stel het ventilatortoerental op de hoge of de
gemiddelde stand in.
Controleer of de filter vervuild is en reinig
deze eventueel.
Neem contact op met het serviceteam.
Neem contact op met het serviceteam.
Neem contact op met het serviceteam.
Neem contact op met het serviceteam.
Neem contact op met het serviceteam.
Verwijder de vreemde voorwerpen uit de
afblaasleiding.
Vervang de drainageleiding.
Isoleer de leidingen opnieuw en bevestig
deze correct.
Dit fenomeen is normaal. De abnormale ge-
luiden zijn na enkele minuten niet meer te
horen.
Verwijder de vreemde voorwerpen. Positi-
oneer alle delen van de binnenunit correct,
draai de schroeven aan en isoleer de berei-
ken tussen de aangesloten componenten.
Verwijder de vreemde voorwerpen. Positi-
oneer alle delen van de buitenunit correct,
draai de schroeven aan en isoleer de berei-
ken tussen de aangesloten componenten.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020319939_00