• Wees voorzichtig bij het werken in de
buurt van kuilen, groeven of bulten. In
hoog gras kunnen onbekende
voorwerpen verborgen liggen. Maai niet
op verhogingen in het veld, in greppels
of op dammen. U kunt uitglijden of uit
evenwicht raken.
• Probeer nooit de maaidiepte te
veranderen terwijl de motor draait.
• Schakel de motor uit als de grasmaaier
voor transport gekanteld moet worden,
b.v. voor het wisselen naar een ander
grasveld of voor het passeren van
paden, straten of andere oppervlakken
behalve van gras.
• Til de grasmaaier niet op en
transporteer deze niet zolang de motor
loopt! Transporteer de grasmaaier altijd
met uitgeschakelde motor.
• Schakel de grasmaaier uit bij reiniging,
niet-gebruik of onderhoud en trek de
veiligheidssleutel er uit.
• Laat de grasmaaier afkoelen voordat u
deze in een gesloten ruimte opbergt.
• Maak de grasmaaier na elk gebruik
schoon.
• Mocht de grasmaaier beschadigd
raken, gebruik deze dan niet en laat de
maaier repareren door een professional
of neem contact op met de
klantenservice. Demonteer het apparaat
niet en probeer ook niet om deze zelf te
repareren.
• Gebruik alleen accessoires die worden
aanbevolen door Batavia. Neem
contact op met onze serviceafdeling.
• De grasopvangzak en sommige
onderdelen zijn onderhevig aan slijtage
en verslechtering, waardoor bewegende
delen bloot kunnen komen te liggen of
voorwerpen kunnen worden
weggeslingerd. Controleer deze
onderdelen regelmatig en vervang ze
indien nodig. Gebruik alleen originele
vervangende onderdelen.
3. Voor het eerste gebruik
Haal de machine en de accessoires uit de
verpakking. Controleer de machine op
transportschade en gebruik de machine niet
in geval van schade. Houd het
verpakkingsmateriaal uit de buurt van
kinderen, risico op verstikking!
4. Beoogd gebruik
De cilindermaaier is ontworpen voor het
maaien van gazons en grasvelden van
particuliere woningen. Het in acht nemen
van deze door ons verstrekte instructies is
een voorwaarde voor een correct gebruik
van de cilinder-grasmaaier.
5. Assemblage
Montage van de handgreep
5.1
(Zie Afb. B, C).
a. Steek het onderste deel van de
onderste beugel in de beugelhouder tot
aan de aanslag.
b. Steek de bouten links door de onderste
delen van het middenstuk van de
beugel het de bovenste deel van de
onderste beugel tot aan de aanslag.
c.
Draai de spanhendel enkele slagen op
de schroeven.
d. Steek de bouten rechts door de
onderste delen van het middenstuk van
de beugel het de bovenste deel van de
onderste beugel tot aan de aanslag.
e.
Draai de spanhendel enkele slagen op
de draadstang.
f.
Steek de bouten door de bovenste
handgreep en het midden-
handgreepdeel en zet ze vast met de
spanhendel.
Opmerking: De vergrendeling (2) van de
handgrepen moet rechts in de rijrichting
liggen.
g. Bevestig de motorkabel (niet in de afb.)
aan de handgreep met de drie
kabelklemmen.
Nederlands
27