OBJ_BUCH-2149-001.book Page 44 Wednesday, March 26, 2014 5:19 PM
44 | Nederlands
– Het toestel heeft zichtbare beschadigingen of losse delen
binnenin het meetgereedschap.
– Een veilige werking is alleen gegarandeerd als een van de
moduskeuzetoetsen brandt.
Controleer voor het inschakelen van het meetgereed-
schap dat het sensorgedeelte 14 niet vochtig is. Wrijf
het meetgereedschap indien nodig droog met een doek.
Als het meetgereedschap is blootgesteld aan een ster-
ke temperatuurwisseling, laat u het voor het inschake-
len op de juiste temperatuur komen.
Voor het inschakelen van het meetgereedschap drukt u op de
aan-/uittoets 6
.
Voor het uitschakelen van het meetgereedschap drukt u op-
nieuw op de aan-/uittoets 6
.
Als er ongeveer 5 minuten geen toets op het meetgereed-
schap wordt ingedrukt en er geen voorwerpen worden gede-
tecteerd, wordt het meetgereedschap automatisch uitge-
schakeld om de batterij te ontzien.
Geluidssignaal in- en uitschakelen
Met de toets signaaltoon 5
kunt u de signaaltoon in- en uit-
schakelen. Bij uitgeschakelde signaaltoon verschijnt op het
display 3 de indicatie c.
Werking (zie afbeelding B)
Met het meetgereedschap wordt de ondergrond van het sen-
sorbereik 14 in meetrichting A onderzocht. Herkend worden
objecten die zich van het materiaal van de muur onderschei-
den.
Beweeg het meetgereedschap altijd met lichte druk over de
ondergrond zonder het op te tillen of de aandrukkracht te ver-
anderen. Het meetgereedschap kan in willekeurige richting B
bewogen worden.
Modi
Zodra het meetgereedschap ingeschakeld is, kunt u tussen
verschillende modi wisselen.
Door de keuze van de modi kunt u het meetgereedschap aan
verschillende wandmaterialen aanpassen en eventueel onge-
wenste objecten onderdrukken.
Is het wandmateriaal niet bekend, dan moet met de universe-
le modus begonnen worden.
De gekozen modus is aan de verlichte toets herkenbaar.
Universeel (vooringesteld)
De modus „universeel" is geschikt voor de mees-
te toepassingen in metselwerk. Er worden me-
taalobjecten, met water gevulde kunststof bui-
zen alsook elektrische leidingen en kabels
weergegeven. Holle ruimtes in metselsteen of le-
ge kunststof buizen met een diameter van minder
dan 2 cm worden eventueel niet weergegeven.
De maximale meetdiepte bedraagt 6 cm.
2 609 141 143 | (26.3.14)
Beton
De modus „beton" is speciaal voor toepassingen
in staalbeton geschikt. Er worden wapenings-
ijzer, metaalbuizen, met water gevulde kunststof
buizen alsook elektrische leidingen en kabels
weergegeven. De maximale meetdiepte be-
draagt 12 cm.
Droogbouw
De modus „droogbouw" is geschikt om houten
balken, metaalstaanders en elektrische leidingen
en kabels in droogbouwwanden (hout, gipskar-
ton etc.) te vinden. Met water gevulde kunststof
buizen worden eveneens weergegeven. Lege
kunststof buizen worden in de regel niet her-
kend. De maximale meetdiepte bedraagt 6 cm.
Meten
Detecteren van objecten
Plaats het meetgereedschap op het te onderzoeken opper-
vlak.
Als zich bij het plaatsen reeds een object onder het meetge-
reedschap bevindt, dan brandt bij voldoende signaalsterkte
de LED 2 rood, de meetindicatie h slaat uit en er weerklinkt
een signaaltoon.
Wordt bij het plaatsen van het meetgereedschap nog geen ob-
ject herkend, dan verschijnt op het display de indicatie voor
het verplaatsen j
en de LED 2 brandt geel. Beweeg het
meetgereedschap over het oppervlak zonder op te tillen tot
de indicatie voor het verplaatsen j verdwijnt. Dan brandt de
LED 2 groen op plaatsen waarop het meettoestel geen object
herkend heeft.
Als het meetgereedschap een object nadert, neemt de uitslag
in de meetindicatie h toe en de LED 2 brandt rood. De uitslag
neemt af als het meetgereedschap zich van een object verwij-
dert.
Bij kleine of diep liggende objecten kan de LED 2 verder geel
branden en de signaaltoon kan uitblijven.
Bepalen van het objectmidden
Wordt een object herkend, brandt de LED 2 rood en bij vol-
doende signaalsterkte worden de oriënteringspijlen k voor
het bepalen van het objectmidden weergegeven. Om het ob-
jectmidden gericht te lokaliseren, beweegt u het meetgereed-
schap in de richting van de oriënteringspijlen k.
Worden de oriënteringspijlen niet weergegeven, dan kan zich
toch een object in de directe omgeving bevinden.
Boven het midden van een object toont de meetindicatie h de
maximale uitslag, de LED 2 brandt rood en bij voldoende sig-
naalsterkte wordt het centerkruis i weergegeven. Voor de nog
preciezere bepaling van het objectmidden dient u op het vier-
kant te letten dat bij voldoende signaalsterkte in de directe
omgeving van het objectmidden bijkomend naast het voor-
handen centerkruis i weergegeven wordt .
Bredere objecten in de ondergrond zijn door een aanhouden-
de, hoge uitslag van de meetindicatie h herkenbaar. De LED 2
brandt rood.
Bosch Power Tools