• Houd de lashelm voor het gezicht en breng de
brander tegen het punt van het werkstuk waar moet
worden gelast, bedien de branderschakelaar om
een vlamboog te genereren.
• Als de vlamboog brandt, gebruikt het apparaat de
draad in het lasbad. Als de laslens groot genoeg
is, wordt de brander langzaam langs de gewenste
kant geleid. De afstand tussen de branderkop en het
werkstuk moet zo kort mogelijk zijn (in geen geval
meer dan 10 mm). Anders voorzichtig heen en weer
bewegen om het lasbad te vergroten.
• Voor de minder ervaren personen, bestaat is de
eerste moeilijkheid om een goede vlamboog te
vormen.
• De
optimale
instelling
draadaanvoersnelheid wordt automatisch door het
apparaat uitgevoerd.
• De inbranddiepte moet zo diep mogelijk zijn, het
lasbad moet echter niet door het werkstuk vallen.
• De slak mag pas na afkoeling uit de naad worden
verwijderd. Als een lasnaad op een onderbroken
lasnaad wordt voortgezet, moet eerst de slak op
het aanzetpunt worden verwijderd. In de naadvoeg
wordt de vlamboog ontstoken, naar het aansluitpunt
gebracht, daar goed gesmolten en aansluitend
langs de lasnaad verder geleid.
• Let op! Gebruik altijd een tang om laste, hete
werkstukken te bewegen. Let op dat de brander na
het lassen altijd op een geïsoleerde aflegplaats moet
worden neergelegd. Schakel het lasapparaat na het
beëindigen van de werkzaamheden en bij pauzes
altijd uit, en haal de stekker uit het stopcontact.
Oververhittingsbeveiliging
Het
lasapparaat
is
oververhittingsbeveiliging, die de lastransformator
beschermt
tegen
oververhittingsbeveiliging wordt geactiveerd, gaat het
controlelampje (2) op uw apparaat branden. Laat het
lasapparaat enige tijd afkoelen.
Vervangen van netkabel
Gevaar!
Wanneer het netsnoer van dit apparaat beschadigd
raakt, moet deze door de fabrikant, diens servicedienst
of door een soortgelijk gekwalificeerde persoon
vervangen worden om gevaar te vermijden.
van
lasstroom
uitgerust
met
oververhitting.
Als
www.scheppach.com
10. Elektrische aansluiting
De netaansluiting van de klant en het gebruikte
verlengsnoer
voorschriften voldoen.
Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan
de isolatie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
•
Versleten plekken, als aansluitkabels door venster-
of deuropeningen worden geleid.
•
Knikken door een onvakkundige bevestiging of
en
geleiding van de aansluitkabel.
•
Snijplekken omdat over de aansluitkabel is gereden.
•
Beschadigde isolatie omdat de stekker uit het
stopcontact is getrokken.
•
Scheuren door veroudering van de isolatie.
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen
niet worden gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de
isolatie is beschadigd.
Controleer de elektrische aansluitkabels regelmatig
op schade. Let erop dat bij het controleren de
aansluitkabel
aangesloten.
Elektrische aansluitkabels moeten aan de relevante
VDE-
en
DIN-voorschriften
uitsluitend netsnoeren met de aanduiding H05RR-F.
Op de aansluitkabel moet de typeaanduiding vermeld
staan.
•
De netspanning moet 230 VAC zijn.
•
Verlengsnoeren moeten tot een lengte van 25 m
een
een doorsnede hebben van 2,5 vierkante millimeter.
Aansluitingen en reparaties van de elektrische
de
uitrusting mogen uitsluitend door een elektromonteur
worden uitgevoerd.
Vermeld in geval van vragen de volgende gegevens:
•
Gegevens van het typeplaatje van de machine
moeten
eveneens
niet
op
het
elektriciteitsnet
voldoen.
aan
deze
is
Gebruik
NL | 67