5 De versterker aansluiten
De in- en uitgangen mogen enkel door gekwalifi-
ceerd personeel worden uitgevoerd en in elk geval
wanneer de versterker is uitgeschakeld!
5.1 Luidspreker
1) Schroef voor aansluiting van de luidsprekers
de beschermkap (22) los . De aansluitmoge-
lijkheden voor de luidsprekers vindt u terug
op figuren 3 – 9 .
2) Ofwel sluit u 70 V- of 100 V-luidsprekers voor
de vier PA-zones aan op de klemmen SP 1 – 4
(26) en COM (24); hierbij mag een totale be-
lasting van 120W RMS door de luidsprekers
niet worden overschreden, anders wordt de
versterker beschadigd . Plaats de schakelaar
IMPE DANCE (27) in de overeenkomstige stand
(70 V of 100 V) .
Ofwel sluit u een luidsprekergroep met een
totale impedantie van ten minste 4 Ω of 8 Ω aan
op de klemmen 4 Ω resp . 8 Ω (25) en COM (24) .
3) Let bij de aansluiting steeds op de correcte
polariteit . De klem COM is steeds de negatieve
pool . De positieve aansluiting van de luidspre-
kerkabel is speciaal gemarkeerd .
WAARSCHUWING Tijdens het gebruik staan de
klemmen SP 1 – 4 (26) onder
gevaarlijk hoge spanningen
tot 100 V . U loopt het risico
van een elektrische schok . Schroef de bescherm-
kap (22) na het aansluiten in elk geval opnieuw
vast, zodat de contacten niet per ongeluk kun-
nen worden aangeraakt .
5.2 Ingangen
Microfoon voor aankondigingen
Jack (8) op het frontpaneel
Bijkomende microfoons
XLR-jacks* CH 2 en CH 3 (21) en CH 4 (33)
Plaats de keuzeschakelaars LINE / MIC (32 en
34) in stand MIC .
Bij het aansluiten van microfoons met fan-
toomvoeding op de kanalen CH 2 en CH 3
schakelt u met behulp van de overeenkom-
stige DIP-schakelaar PHANTOM POWER (35)
de voedingsspanning van 15 V in .
Opgelet! Bedien de schakelaar alleen bij uit-
geschakelde versterker (schakelploppen) . Bij
ingeschakelde fantoomspanning mag op de
betreffende ingang geen microfoon met on-
gebalanceerde uitgang zijn aangesloten; de
microfoon kan immers worden beschadigd .
Apparaat met lijnuitgang (bv . tuner, cd-speler)
XLR-jacks* CH 2 en CH 3 (21) en
Cinch-jacks (30 en 31)
Plaats de keuzeschakelaars LINE / MIC en LINE /
PHONO (29, 32, 34) in de stand LINE .
De XLR-jacks zijn gebalanceerd uitgevoerd,
maar kunnen ook ongebalanceerd worden
aangesloten . Verbind hiervoor de pennen 1
(massa) en 3 op de XLR-stekker . In figuur 10
vindt u de penaansluiting .
Platenspeler
Cinch-jacks (30)
Plaats de keuzeschakelaar LINE / PHONO (29) in
de stand PHONO .
Telefooncentrale, om van hieruit aankondigin-
gen via de geluidsinstallatie te kunnen doorgeven
(met automatische volumesterktedemping van
alle andere ingangen)
Aansluitklemmen TEL IN (20) voor signalen met
lijnniveau
* Gebruik bij voorkeur de gebalanceerde XLR-jacks (21
en 33), omdat een gebalanceerde signaaloverdracht
de beste storingsonderdrukking biedt, in het bijzonder
bij lange verbindingskabels .
5.3 Uitgangen
Bijkomende versterkers voor grote geluids-
installaties
6,3mm-stekkerbus PRE AMP OUT (28)
Van deze bus kan het complete mengsignaal
worden afgenomen, in volume onafhankelijk
van de regelaar MASTER (13) .
Tuneruitgangssignaal
Klemaansluitingen M .O .H . (18)
Als er in de moduleopening (1) een tuner
werd geplaatst, kan op de klemmen M .O .H .
het tuneruitgangssignaal afzonderlijk worden
afgenomen, bv . voor opname op een recorder .
5.4 Bijkomende gongtoets
Om de gong ook van op afstand te kunnen active-
ren, zijn er op de versterker aansluitingen voorzien
voor een drukknop . Verbind de drukknop met de
klemmen CHIME REMOTE (19) .
5.5 Netvoeding en noodstroomvoeding
1) Als de versterker bij een eventuele stroomuit-
val moet blijven werken, verbind u de aanslui-
tingen DC POWER (23) met een 24 V-nood-
stroomeenheid (bv . PA-24ESP van MONACOR) .
Opmerking: Als de aansluitingen DC POWER van
de noodstroomeenheid onder een spanning van 24 V
staan, kan de versterker met de schakelaar POWER
(14) niet worden uitgeschakeld . De versterker scha-
kelt bij een stroomuitval of in uitgeschakelde toe-
stand automatisch om naar de noodvoeding .
2) Ten slotte verbindt u het meegeleverde net-
snoer eerst met de jack (15) en plugt u de
stekker ervan in een stopcontact (230 V/ 50 Hz .
6 Bediening
6.1 Inschakelen en kanalen mengen
1) Plaats de regelaar MASTER (13) in de nulstand,
alvorens het apparaat in te schakelen . Zo ver-
mijdt u luide schakelploppen . Schakel vervol-
gens eerst de versterker in met de toets POWER
(14) . Ter controle licht de rode LED ON (7) op .
2) Selecteer met de schakelaars SPEAKER SELEC-
TOR (5) de gewenste luidsprekergroepen in .
3) Draai de regelaar MASTER (13) zover open dat
de overige instellingen goed te horen zijn .
4) Stel met de mengregelaars CH 1 (9), CH 2 tot
CH 4 (10), PHONO / LINE (11) en eventueel met
de regelaar van een ingebouwde inschuif-
module het volume van de individuele kanalen
onderling in . Draai de regelaars van de onge-
bruikte kanalen steeds in de nulstand .
5) Stel met de regelaars BASS en TREBLE (12) de
klank in . Voor een ingeschoven module kan
de klank verder worden gewijzigd met de
regelaars "Bass – Pack – Treble" (3) .
6) Stel het uiteindelijke geluidsvolume in met de
regelaar MASTER (13) . Corrigeer zo nodig de
instelling van de meng- en klankregelaar . Wan-
neer de rode LED "+2" van de niveauweer-
gave (6) oplicht, draait u de regelaar MASTER
even terug .
6.2 Volumedemping bij aankondigingen
via de microfoon
Om aankondigingen via het kanaal 1 beter ver-
staanbaar te maken, kan het geluidsvolume van
de andere kanalen automatisch worden gedempt,
wanneer in de microfoon van het kanaal 1 wordt
gesproken . Stel met de regelaar MUTE (36) in, hoe
sterk het geluidsvolume van de andere kanalen bij
een aankondiging moet worden ingesteld:
regelaar staat helemaal links
geen volumedemping
regelaar staat helemaal rechts
maximale volumedemping
6.3 Gong /Alarmsirene
1) Vóór een aankondiging kan de gong met de
toets CHIME (2) of met een eventueel extra
aangesloten toets (op de klemmen 19) worden
geactiveerd . Tijdens het gongsignaal wordt het
geluidsvolume van alle kanalen gedempt, maar
niet dat van kanaal CH 1 .
2) De alarmsirene kan met een van de beide toet-
sen SIREN (4) worden in- en uitgeschakeld:
Toets ~ voor toe- en afnemende sirene
Toets − voor gelijkmatig permanent signaal
Zolang de sirene hoorbaar is, worden alle
kanalen gedempt, maar kanaal CH 1 niet .
6.3.1 Omschakelen tussen gongsignaal van
twee en vier tonen
Met een stekkerbrug in de versterker kunt u om-
schakelen tussen een gongsignaal van twee en
een van vier tonen .
WAARSCHUWING Het omschakelen van het
gongsignaal mag uitsluitend
gebeuren door deskundig
personeel . De versterker moet
hiervoor worden geopend . Trek in elk geval eerst
de netstekker uit het stopcontact, anders loopt
u het risico van een elektrische schok!
1) Als er een noodstroomeenheid is aangeslo-
ten, koppelt u deze van de aansluitingen DC
POWER (23) los, zodat de versterker zeker
buiten bedrijf is .
2) Schroef het deksel van de versterker af .
3) Stel met de jumper MS 1 op de hoofdprintplaat
[onder de beide stekkerverbindingen CN 5
(5-polig) en CN 15 (2-polig)] in:
Stand "2t" = gongsignaal van twee tonen
Stand "4tone" = gongsignaal van vier tonen
4) Schroef het deksel weer vast .
7 Technische gegevens
Uitgangsvermogen
Nominaal vermogen: � � � � � �120 W
THD: � � � � � � � � � � � � � � � � �< 1 %
Totaal muziekvermogen
(P
): � � � � � � � � � � � � � � � � �170 W
max
Uitgangen
Luidspreker: � � � � � � � � � � � � �1 × 4 Ω
1 × 8 Ω
4 × 70 V of 100 V
Voorversterker: � � � � � � � � � � �1 V/1 kΩ
Ingangen
MIC 1 – 4: � � � � � � � � � � � � � � �1,5 mV/ 600 Ω
(voor laagohmige
microfoons)
LINE 2 – 5: � � � � � � � � � � � � � �150 mV/ 47 kΩ
PHONO 5: � � � � � � � � � � � � � �1 mV/ 47 kΩ (RIAA)
Frequentiebereik: � � � � � � � � � � �80 – 15 000 Hz
Equalizer (mengsignaal)
Lage tonen: � � � � � � � � � � � � �±10 dB / 100 Hz
Hoge tonen: � � � � � � � � � � � � �±10 dB / 10 kHz
Signaal / Ruis-verhouding
MIC: � � � � � � � � � � � � � � � � � � �> 60 dB
LINE: � � � � � � � � � � � � � � � � � �> 70 dB
Voedingsspanning
Netspanning: � � � � � � � � � � � �230 V/ 50 Hz
Vermogensverbruik: � � � � � � �280 VA
Noodstroomvoeding: � � � � � �⎓ 24 V/ 11 A
Omgevingstemperatuurbereik: �0 – 40 °C
Afmetingen (B × H × D): � � � � �420 × 122 × 350 mm
Gewicht: � � � � � � � � � � � � � � � � �13 kg
Wijzigingen voorbehouden .
Deze gebruiksaanwijzing is door de auteurswet be-
schermd eigendom van MONACOR
GmbH & Co. KG. Een reproductie – ook gedeeltelijk –
voor eigen commerciële doeleinden is verboden.
INTERNATIONAL
®
15