32 NEDERLANDS
Parameters en opsporen van defecten
HET DISPLAY
Als het instrument ingeschakeld is, zal het display tijdens de gewone werking
de grootte weergeven die bepaald is met parameter P5:
•
als P5 = 0, zal het display de temperatuur van de cel tonen
•
als P5 = 1, zal het display het werksetpoint tonen
•
als P5 = 2, zal het display de temperatuur van de verdamper tonen
•
als P5 = 3, zal het display de "temperatuur van de cel – temperatuur van
de verdamper" tonen
WEERGAVE VAN DE TEMPERATUUR VAN DE CEL
•
controleer of het toetsenbord niet geblokkeerd is en geen enkele
procedure in uitvoering is
•
druk 2 s op DOWN ( ): het display zal het eerst beschikbare label
tonen
•
druk op UP ( ) of DOWN ( ) om "Pb1" te selecteren
•
druk op SET ( )
Om de procedure te verlaten:
•
druk op SET ( ) of doe niets gedurende 15 s
•
druk op ON/STAND-BY( ) of doe niets gedurende 60 s.
Als het display gedurende de gewone werking de temperatuur van de cel
toont (parameter P5 = 0), zal het label "Pb1" niet weergegeven worden.
WEERGAVE VAN DE TEMPERATUUR VAN DE
VERDAMPER
•
controleer of het toetsenbord niet geblokkeerd is en geen enkele
procedure in uitvoering is
•
druk 2 s op DOWN ( ): het display zal het eerst beschikbare label
tonen
•
druk op UP ( ) of DOWN ( ) om "Pb1" te selecteren
•
druk op SET ( )
Om de procedure te verlaten:
•
druk op SET ( ) of doe niets gedurende 15 s
•
druk op ON/STAND-BY( ) of doe niets gedurende 60 s.
Als de verdampersonde niet ingeschakeld is (parameter P3 = 0), zal het label
"Pb2" niet weergegeven worden.
INSTELLING VAN DE PARAMETERS
Handel als volgt om toegang tot de procedure te krijgen:
•
controleer of geen enkele procedure in uitvoering is
•
druk gedurende 4 s op UP ( ) en DOWN ( ): het display zal "PA"
tonen
•
druk op SET ( )
•
druk binnen 15 s op UP ( ) of DOWN ( ) om "-19" in te stellen
•
druk op SET ( ) of doe niets gedurende 15 s
•
druk 4 s op UP ( ) en DOWN ( ): het display zal "SP" tonen.
Om een parameter te selecteren:
•
druk op UP ( ) of DOWN ( )
Om een parameter te wijzigen:
•
druk op SET ( )
•
druk binnen 15 s op UP ( ) of DOWN ( )
•
druk op SET ( ) of doe niets gedurende 15 s.
Om de procedure te verlaten:
•
druk gedurende 4 s op UP ( ) en DOWN ( ) of doe niets gedurende
60 s. Onderbreek de voeding naar het instrument nadat de parameters
gewijzigd zijn.
FOUTEN
CÓDICE
Betekenis
Oplossing
PR1
Fout sonde cel
Zie parameter P0;
Controleer de intacte staat van de sonde en controleer de aansluiting
instrument-sonde;
Contoleer de temperatuur van de cel
Gevolgen:
De activiteit van de compressor zal afhankelijk zijn van parameters C4
en C5
32
Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
PR2
Fout verdampersonde
Net als het vorige geval maar dan met betrekking tot de
verdampersonde
Gevolgen: Als parameter P3 op 1 staat, zal de ontdooiing duren
gedurende de tijd die vastgesteld is bij parameter d3;
Als parameter P3 op 1 staat en parameter d8 op 2, zal het instrument
werken alsof parameter d8 op 0 ingesteld was;
Als parameter F0 op 3 of 4 staat, zal het instrument werken als of de
parameter op 2 ingesteld was.
Wanneer de oorzaak die het alarm veroorzaakt heeft verdwijnt, hervat het
instrument de gewone werking.
DEFECTEN
In geval van een slechte werking van het toestel, controleer de volgende lijst
om te zien of het mogelijk is om een goede werking te bekomen zonder
interventie van de assistentie; onder dien verstande dat de vermeldingen niet
volledig de casuïstiek van de mogelijkheden dekken.
De interventie van een veiligheidsvoorziening geeft een afwijkende werking
aan; controleer vooraleer te herstarten en de oorzaak wegnemen.
Indien het defect aanhoudt, wendt u tot de technische assistentie met
vermelding van de aard van het defect, de code en het registratienummer
van het apparaat die men kan terugvinden op het technische label dat zich
binnenin bevindt.
PROBLEEM
Mogelijke oorzaak
Interventie
1
HET APPARAAT START NIET
1.1
Het apparaat is niet correct aangesloten op de voeding
Controleer of de stekker correct is ingebracht in het stopcontact
2
DE COMPRESSOR STOPT ZELDEN
2.1
De temperatuur van het lokaal is te hoog
Zorg voor voldoende verluchting van het lokaal
2.2
De condensator van de koelkast is vuil
Controleer en reinig zorgvuldig en regelmatig.
2.3
De hoeveelheid koelmiddel is laag
Wendt u tot een bevoegd assistentiecentrum om er te vinden en
het verlies herstellen en bijvullen
2.4
De dichtingen van de deur/en zijn weinig efficiënt
Indien niet mogelijk is om de werking te herstellen, wendt u tot
een bevoegd assistentiecentrum voor een eventuele vervanging
2.5
De verdamper verstopt
Breng geen warme levensmiddelen in of gerechten met veel
water, en indien nodig manueel ontdooien
2.6
De motorventilator werkt niet correct
Wendt u tot een bevoegd assistentiecentrum voor een eventuele
vervanging
3
OVERSTROMING VAN HET OPVANGBAKJE VOOR ZELFVERDAMPING
3.1
Frequent inbrengen van warme levensmiddelen en gerechten met
veel water
Breng geen warme levensmiddelen in of gerechten met veel water
3.2
Te vaak openen van deuren en/of schuiven
Wees aandachtig bij de gebruiksomstandigheden van het toestel
4
TEMPERATUUR VAN DE CEL IS ONVOLDOENDE
4.1
De condensator van de koelkast is vuil
Controleer en reinig zorgvuldig en regelmatig.
4.2
Te weinig verluchting van de zone palend aan de technische ruimte
Neem eventuele obstructies weg
4.3
Toevoer van warme lucht in de cel
Controleer of de deur goed sluit en of de dichting functioneel is.
Indien het niet mogelijk is om de functionaliteit te herstellen,
wendt u tot een bevoegd assistentiecentrum voor een eventuele
vervanging en afstelling
4.4
De verdamper is verstopt
Voer een manueel ontdooien uit