NEDERLANDS
5.2 LOCATIE VAN HET KACHEL
Bijgevoegd zijn de minimale afstanden in centimeters
(Abf. 5.1) die in acht moeten worden genomen bij
het installeren van de kachel met betrekking tot
scheidingswanden en brandbare objecten. In het geval
van niet-brandbare scheidingswanden / objecten kunnen
deze afmetingen worden gehalveerd. Bescherm tegen
hittestraling en het risico van brand alle structuren die
vlam kunnen vatten als ze worden blootgesteld aan te
veel hitte. Houten of brandbare vloeren moeten worden
beschermd door een grote vuurbasis onder de kachel.
Deze basis kan bijvoorbeeld natuurteen, gehard glas of
anderes soorten steen zijn, deze moet het oppervlak van
de vloer onder de kachel en de rookgasafvoer bedekken en
moet voor 50 cm uitsteken. De fabrikant aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor wijzigingen in de eigenschappen
van het materiaal dat de vloer onder het apparaat vormt.
Houten elementen (balken) of brandbaar materiaal in
de buurt van de kachel moeten worden beschermd met
vuurvast materiaal. De kachel moet op minimaal 150 cm
van scheidingswanden of brandbare voorwerpen worden
geïnstalleerd.
Zorg voor technische ruimte beschikbaar voor al het
onderhoud.
Zorg ervoor dat u de minimale afstanden tussen alle
brandbare materialen en de kachel respecteert, evenals
de rookafvoer van de leidingen. Houd u aan de DTU. De
buizen moeten onder andere de CE-markering dragen.
Voor hout moet brandstof worden gemarkeerd met G
xx (G geeft aan dat de aansluiting de schoorsteenbrand
weerstaat en xx is de minimale veiligheidsafstand in
millimeters) (Abf. 5.2).
Pi = Brandbare muur
Pp = Vloerbescherming
5.3 VERBRANDINGSLUCHT
De kachel neemt tijdens het gebruik veel lucht (zelfs
bescheiden) in de omgeving waar deze wordt gevonden,
deze lucht moet worden hersteld via een luchtinlaat buiten
de kamer (Abf. 5.3 - PA = Luchtuitlaat).
Als de achterwand van de kachel een buitenmuur is, boor
dan een gat voor de verbrandingsluchtinlaat naar buiten
op ongeveer 20-30 cm. Het is noodzakelijk om buiten
een permanent ventilatierooster te plaatsen. In winderige
gebieden en blootgesteld, moet een beschermende kap
worden verstrekt. Zorg ervoor dat de luchtinlaat zo is
geplaatst dat deze niet per ongeluk wordt geblokkeerd.
(Stapelen van materialen aan de buitenkant tegen het
rooster). Als het niet mogelijk is om een luchtkanaal direct
in de muur te maken, kunt u de lucht in de ondergrond
nemen op voorwaarde dat deze lucht van buitenaf wordt
gekanaliseerd om de omgevingslucht niet te vervuilen.
In de ruimte waar de kachel aanwezig is, kan gebrek aan
verbrandingslucht door gemotoriseerde luchtafzuiging
worden veroorzaakt voor het apparaat.
5.4 ROOKVACCUATIE
De kachel werkt met de verbrandingskamer onder
negatieve druk. Het is essentieel om ervoor te zorgen dat
de buisverbinding lucht en waterdicht is.
Zorg ervoor dat het rookkanaal volgens de voorschriften
NEN 2757, artikel 5.1) is gebouwd en zelfdragend is om
te voorkomen dat het op de kachel leunt.
Na het kiezen van een geschikte plaats voor installatie en
rekening houdend met de regels in de vorige paragrafen,
definieer de locatie van de uitlaatgassen. De materialen
die worden gebruikt, moeten een
die volgens de tests van de fabrikant definieert, mogelijk
gebruik met vaste brandstof (herinnering aan DTU:
temperatuur opgegeven door de kachelfabrikant in het
CE-label plus 50 ° veiligheid.)
54
5.4.1 Afvoer door het dak via een traditioneel
-markering bevatten
De aansluiting van de kachel moet zo kort mogelijk zijn
en mag niet meer zijn dan 2 (twee) ellebogen van 90 ° (1
(één) elleboog van 90 ° = 2 (twee) ellebogen van 45 °).
Horizontale secties moeten lang zijn, maximaal 2-3 m met
een stijgende helling van 3-5%. De rookgasafvoerleidingen
moeten op een voorgeschreven afstand van brandbare
wanden of niet-brandbaar zijn volgens de DTU, namelijk
3 maal de diameter als de wand is gemaakt van brandbare
materialen met een minimum van 375 m / m en 1,5 maal
de diameter als de muur is onbrandbaar met een minimum
van 200 m / m. De verbinding moet zichtbaar zijn langs
de hele route. De aansluiting mag niet worden gemaakt
op een gebruikte leiding door andere apparaten (boilers,
kachels, open haarden, enz.) Of luchtafzuigsystemen
(afzuigkappen, ventilatieopeningen, enz.). Het is verboden
om kleppen of moderators te installeren.
Neem bij problemen contact op met het support centrum
waar dit product gekocht is. Het is ten strengste verboden
pellet kachels aan te sluiten anders dan in NEN 2757,
artikel 5.1 is omgeschreven (geveldoorvoer, platte dak
doorvoer etc is niet toegestaan).
Er moet een buis in het onderste gedeelte van het eerste
T-stuk ter hoogte van de afvoer van verbrandingsgas
zitten, zodat er condens kan worden afgevoerd die in het
kanaal kan ontstaan (Abf. 5.5.3).
schoorsteenkanaal
Een schoorsteen voor afvoer van verbrandingsgassen
moet gecertificeerd zijn volgens EN 1856-1-2, EN
1857, EN 1443, EN 13384-1-3 en EN 12391-1 op het
gebied van afmetingen en gebruikte materialen voor de
constructie. Schoorstenen die kapot zijn of gebouwd zijn
uit ongeschikte materialen (cement, verzinkt staal etc.;
ruwe of poreuze binnenkant) zijn illegaal en vormen een
bedreiging voor het correct functioneren van de haard.
Indien nodig kunnen er conventionele leidingen van
buizensets worden gebruikt. Iedere monteur moet een
berekeningsblad voorleggen conform EN 13384-1 en de
DTU.
Ten behoeve van de isolatie van het kanaal wordt
aanbevolen om voor maximale isolatie te zorgen teneinde
condens en het dauwpunt te vermijden.
De temperatuur van de verbrandingsgassen in de
pellethaard is lager dan die afkomstig uit een houtoven.
Gebruik voor isolatie uitsluitend producten die toegestaan
zijn door de DTU of een technische beoordeling hebben
van het CSTB.
Abf. 5.5
Abf. 5.5.3