12 Na de werkzaamheden
11.4
Maaien
► Als met ingeschakelde wielaandrijving wordt
gewerkt: rijd de grasmaaier gecontroleerd
vooruit.
► Als met uitgeschakelde wielaandrijving wordt
gewerkt: Duw de grasmaaier langzaam en
gecontroleerd vooruit.
11.5
Grasopvangbox ledigen
De door het mes gecreëerde luchtstroom tilt de
inhoudsindicatie (1) omhoog. Als de grasopvang‐
box is gevuld, stopt de luchtstroom. Als de lucht‐
stroom te gering is, zakt de inhoudsindicatie (1)
naar de rusttoestand terug. Dit is een indicatie
dat de grasopvangbox (2) moet worden gele‐
digd.
Van een onbeperkte werking van de inhoudsindi‐
catie (1) is alleen bij een optimale luchtstroom
sprake. Invloeden van buitenaf, zoals vochtig,
dicht of hoog gras, lage snijhoogte, vuil en der‐
gelijke kunnen de luchtstroom en de werking van
de inhoudsindicatie (1) negatief beïnvloeden.
► Als de inhoudsindicatie (1) naar de rusttoe‐
stand terugvalt: Maak de grasopvangbox (2)
leeg.
► Schakel de motor uit.
0478-111-9904-A
► Haak de grasopvangbox (2) los.
► Open de sluitlip (3).
► Klap het bovenste gedeelte van de grasop‐
vangbox (4) aan de greep (5) open en houd
deze daar.
► Houd deze met de andere hand de onderste
handgreep (6) vast.
► Maak de grasopvangbox (2) leeg.
► Klap de grasopvangbox (2) dicht.
► Haak de grasopvangbox (2) vast.
12 Na de werkzaamheden
12.1
Na het werken
► Schakel de motor uit.
► Als de grasmaaier nat is: laat de grasmaaier
drogen.
► Reinig de grasmaaier.
13 Vervoeren
13.1
Grasmaaier vervoeren
► Schakel de motor uit.
Het mes mag niet draaien.
► Trek de bougiestekker los.
Grasmaaier duwen
► Duw de grasmaaier langzaam en gecontro‐
leerd vooruit.
Grasmaaier dragen
► Draag werkhandschoenen van stevig materi‐
aal.
► Haak de grasopvangbox los.
Nederlands
263