Status
Maai-inrichtingen gekoppeld
Actie
Til de opvangzak op of verwijder de achterste
aflaatbescherming (enkel voor modellen met
opvang achteraan).
Resultaat
De maai-inrichtingen wordt ontkoppeld.
Status
Machine ingeschakeld en in beweging.
Actie
Laat het gaspedaal los.
Resultaat
De machine vertraagt en stopt.
Status
Machine ingeschakeld en in beweging.
Actie
Voer een rijtest uit.
Resultaat
Er mag geen abnormale trilling aanwezig zijn, geen
abnormaal geluid.
Het stuur, de bedieningen en de pedalen moeten
correct werken.
Indien eender welke van deze resultaten verschilt van
wat aangegeven is in de tabellen, mag de machine
niet gebruikt worden! Neem contact op met een
servicecentrum voor de nodige controles en
herstelling.
5.3. GEBRUIK OP HELLEND TERREIN
Neem de limieten van de Tabel "Technische Gegevens" en van
afb.12 in acht, onafgezien van de rijrichting.
5.4. START EN WERKING
• Starten
1. Controleer dat de transmissie is ingeschakeld (par. 4).
2. Op de bestuurdersstoel gaan zitten.
3. Plaats de sleutel helemaal (Afb. 6.A).
4. Wacht tot de elektrische check van de machine is uitgevoerd,
waarbij de iconen op het knoppenbord oplichten.
5. Druk op de startknop (afb.7.A).
6. Wacht tot de icoon "Ready" (Afb. 7.K) vast oplicht.
• Opvangzak leegmaken
BELANGRIJK Het legen van de opvangzak kan alléén worden uit-
gevoerd als de messen uitgeschakeld zijn; is dit niet het geval dan
slaat de motor af.
Een continu geluidssignaal geeft aan dat de opvangzak vol is.
Ga als volgt te werk:
1. ontkoppel de maai-inrichtingen (par. 4, Afb. 7.B), het signaal
wordt onderbroken;
2. Stop de machine;
3. neem de handgreep achteraan vast (afb. 13.A) en kantel de
opvangzak om hem leeg te maken;
4. sluit de opvangzak zodat dat hij wordt vastgekoppeld aan de
veerhaak (afb. 9.E).
5.5. STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1. Het gaspedaal lossen om de beweging te stoppen.
2. Schakel de machine uit door de sleutel te verwijderen (Afb. 6.A).
BELANGRIJK Om de acculading te sparen, laat dan de sleutel niet
in het stopcontact zitten als de machine niet in gebruik is.
5.6. NA HET GEBRUIK
• Reinig de machine (par. 6.2).
• Plaats de machine in de buurt van een stopcontact en laad
de accu's op (par. 6.1), zodat ze volledig doeltreffend is bij het
volgende gebruik. U kunt ook de accu's uit hun behuizing halen
en opladen met de externe acculader (optie).
Elke keer wanneer men de machine onbewaakt laat, de
bestuurdersplaats verlaat of de machine parkeert:
1. Stop de machine.
2. Plaats de maaigroep op de minimum hoogte.
3. Verzeker u ervan dat alle bewegende delen volledig stilstaan.
4. Verwijder de contactsleutel (Afb.6.A).
6. ONDERHOUD
De veiligheidsnormen die in acht genomen moeten worden, zijn
beschreven in hfdst. 1. Neem deze aanwijzingen strikt in acht om
geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
Vooraleer eender welke controle, reiniging of ingreep voor
onderhoud/afstelling op de machine uit te voeren:
• Ontkoppel de maaigroep.
• Stop de machine.
• Vergewis u ervan dat elk bewegend onderdeel tot stilstand is
gekomen.
• Verwijder de contactsleutel.
• Draag geschikte kledij, werkhandschoenen en een beschermende
bril.
BELANGRIJK Laat de sleutel nooit in het contact zitten of binnen
het bereik van kinderen of onbevoegde personen.
6.1. ACCU
BELANGRIJK De accu's die op de machine zijn gemonteerd, zijn
ontworpen en gebouwd voor dit soort gebruik, en daarom:
- Vervang de accu's niet met andere die niet origineel zijn;
- Voer geen interventies uit die niet zijn beschreven in deze hand-
leiding.
In problemen met de accu's moet u uw verkoper contacteren.
• Lading van de accu aan boord
Om de accu op te laden:
1. Plaats de machine nabij een stopcontact en verwijder de
sleutel (Afb. 6.A);
2. Til de stoel op;
3. Open de laadaansluiting (Afb. 14.A);
4. Sluit de bijgeleverde acculader (Afb. 15.A) aan met de juiste
bajonetsluiting en bevestig de respectievelijke connector (Afb.
15.B) aan de laadaansluiting;
5. Sluit de oplader aan op het stopcontact door de betreffende
stekker in te steken.
Tijdens het opladen knipperen de leds van de accu (Afb. 7.F)
op progressieve manier. Wanneer elke individuele laadgrens is
bereikt, blijft de respectievelijke led vast branden terwijl de andere
blijven knipperen.
BELANGRIJK Na 24 uur gebruik wordt de ingebouwde accula-
der gedeactiveerd en worden de accu's niet voor onbepaalde tijd op-
geladen.
BELANGRIJK Tijdens het opladen zijn alle machinefuncties gede-
activeerd, zelfs als de sleutel volledig is ingestoken.
• Lading van de accu buiten boord
Om de accu op te laden:
1. Open de klep (Afb. 17) van de accuzitting;
2. Druk op de ontgrendelknop op de accu (Afb. 17.A) en verwijder
de accu (Afb. 17.B);
3. Plaats de accu (Afb. 18.A) in de zitting van de acculader (Afb.
18.B);
4. Sluit de acculader aan op een stopcontact met een spanning die
overeenstemt met wat aangegeven is op het plaatje;
5. Laad de accu volledig op, en volg hierbij de in het instructieboekje
NL - 6