d e m a c h i n e i n s c h u i n e s t a n d
gepositioneerd te worden; de olie dient
uit het gat te lopen net voordat de
machine (met punt A) de grond raakt.
d) Sluit het vulgat met de schroefdop.
HET STARTEN VAN DE MOTOR
Voor het starten van de motor dient men
de handleiding Gebruik en Onderhoud
van de motor te raadplegen.
Opmerkingen met betrekking tot het
gebruik van de motorspitmachine
Als de motor eenmaal draait dienen
de messen op de grond te leunen en
terwijl men de machine stevig vasthoudt
steekt men de arm van de stuurstang
in de grond. Trek de hendel van de
voortuitversnelling die zich op het stuur
bevindt aan zodat de frees zich in de
grond dringt. Men trekt de frees nu een
heel klein beetje omhoog met behulp van
de stuurhendels en de machine begint
zich voortuit te bewegen. De arm van de
stuurstang dient zich gedurende het werk
altijd in de grond te bevinden.
Toepassingen: werkzaamheden op
lichte of middelzware ondergrond.
Voorkomende grondwerkzaamheden
(ploegen, verbrok-kelen). Omploegen
van de ondergrond (verwijderen
van woekerplanten). Verwerken van
kunstmest of andere samenstellingen
in de aarde etc.
Opgelet: De motorspitter is niet geschikt
voor werkzaamheden op weide/dicht
begroeid grasland. Het is eveneens
niet raadzaam de spitmachine op
steenachtige ondergrond te gebruiken.
INSTELLEN
VAN DE BEDIENINGSHENDELS
Opgelet: De frees dient pas met het
vooruitdraaien te beginnen nadat men
de desbetreffende hendels geactiveerd
heeft. Men moet hiervoor gebruik maken
van de instelschroeven van de kabels
(Fig. 8 detail 2) en van de instelschroeven
van de bedieningshendels. Bovendien
dient de hendel van de omspitversnelling
de frees pas in werking te zetten nadat
deze reeds de helft van zijn eigen omloop
heeft afgelegd; wanneer het eind van
de omloop is bereikt (werkpositie) dient
de trekveer van de riemspanner (Fig. 8
detail 1 ) met ongeveer 6-8 mm uitgerekt
te zijn. Als de instelschroeven niet in
staat zijn om dit bewerkstelligen (de
instelschroef is reeds aan het eind van de
schroefdraad) dan kan men proberen de
aandrijfriem te regelen door de motor te
verplaatsen langs de openingen van het
frame waaraan de motor bevestigd is.
ONDERHOUD
1) Regelmatig de bewegende onderdelen,
de kabels van de bedieningshendels en
de spil van de riemspanner inoliën.
2 ) M a c h i n e e n m e s s e n s c h o o n
houden.
3) Controleer regelmatig en tenminste
1 keer per seizoen of alle schroeven en
moeren goed vastgedraaid zitten, vooral
die van de frees.
47
Fig. 8