• Start de motor met de trekkabel van de startmotor
(17). Hiervoor de greep ca. 10-15 cm (tot een weer-
stand voelbaar is) uittrekken, daarna stevig met
een ruk aantrekken. Als de motor niet is gestart,
nogmaals aan de greep trekken.
• Op basis van een beschermplaat op de motor kan
er een lichte rookvorming ontstaan, indien u het
apparaat voor de eerste keer gebruikt. Dit is een
normaal proces.
Let op het volgende:Lichte start bij koudere tem-
peratuur door te drukken op de primer-knop (20)
afb. 14. Alleen bij een koude machine gebruiken!
m
Let op!
• De starttrekkabel niet laten terugslingeren.
• Let op:Bij koel weer kan het noodzakelijk zijn om
het startproces meerdere te herhalen.
Motor uitschakelen:
• Om de motor uit te schakelen, de aandrijfhendel
(2) en daarna de motorremhendel (3) loslaten en
wachten totdat het mes stil staat.
• Verwijder de voedingsstekker uit de bougie (10) om
ongewenst starten van de motor te voorkomen.
• Controleer voor het opnieuw starten de trekkabel
van de motorrem. Controleer of de trekkabel cor-
rect is gemonteerd. Een geknikte of beschadigde
afstelkabel moet worden vervangen.
Voor het maaien
Belangrijke aanwijzing:
• Trek deze correct aan. Draag stevig schoeisel en
geen sandalen of sportschoenen.
• Controleer het snijmes. Een mes dat verbogen of
beschadigd is, moet worden vervangen door een
origineel mes.
• Vul de benzinetank in de open lucht bij. Gebruik
een vultrechter en een meetcontainer. Veeg de
overgelopen benzine weg.
• Lees de gebruikshandleiding en neem deze in acht
en ook de aanwijzingen betreffende de motor en
die van de extra apparatuur. Maak de handleiding
ook toegankelijk voor andere gebruikers van het
apparaat.
• Uitlaatgassen zijn gevaarlijk. Start de motor alleen
in de open lucht.
• Controleer of de veiligheidsvoorzieningen aanwe-
zig zijn en ook goed functioneren.
• Het apparaat mag alleen worden bediend door een
persoon die daarvoor geschikt is.
• Het maaien van nat gras kan gevaarlijk zijn. Maai
het gras indien mogelijk droog.
• Maak andere personen of kinderen duidelijk dat zij
uit de buurt van de maaier dienen te blijven.
• Maai nooit bij slecht zicht.
• Verwijder omliggende, losse voorwerpen zoals ste-
nen, speelgoed, stokken en draden enz. voor het
maaien van de grond.
Aanwijzing voor correct maaien
m Let op! Opende uitwerpklep nooit als de van-
ginrichting wordt geleegd en de motor nog loopt.
Het draaiende mes kan tot verwondingen leiden.
Bevestig altijd zorgvuldig de uitwerpklep en de vang-
korf. Bij het verwijderen eerst de motor uitschakelen.
De door het geleidingswiel aangegeven veiligheidsaf-
stand tussen de mesbehuizing en de gebruiker moet
altijd in acht worden genomen.
Tijdens het maaien en veranderingen van de rijrich-
ting bij struikgewassen en hellingen moet uiterst
voorzichtig te werk worden gegaan. Zorg altijd voor
een stabiele stand, draag schoenen met antislipbe-
stendige zolen en een lange broek. Maai altijd dwars
op een helling.
Hellingen van meer dan 15 graden mogen om willen
van veiligheidsredenen niet gemaaid worden met de
grasmaaier.
Wees met name voorzichtig bij het achterwaarts ver-
plaatsen en bij het trekken van de gasmaaier. Gevaar
op struikelen!
Bedekking
Bij het bedekken wordt het snijgoed in de gesloten maai-
erbehuizing verkleind en weer op het gras verdeeld. Het
opnemen van gras en de verwijdering vervalt.
m AANWIJZING! Bedekken is alleen mogelijk bij re-
latief kort gras.
Om de bedekkingsfunctie te gebruiken, hangt u de
vangkorf (16) vast en schuift u de bedekkingsadapter
(afb. 10-12 / 19) in de uitwerpopening en sluit u de
uitwerpklep (15).
Maaien
U kunt maaien met de grasvangkorf (16) gemonteerd
of als alternatief met de zij-uitworp (8) gemonteerd.
Om de zij-uitworp te gebruiken, moet het bedekkings-
inzetstuk (19) worden geïnstalleerd.
Alleen met scherpe, optimale messen maaien, zodat
de grashalmen niet scheuren en het gras niet geel
wordt.
Om een net snijbeeld te bereiken moet de grasmaai-
er in zo recht mogelijke banen worden geleid. Hierbij
moeten deze banen altijd enkele centimeters overlap-
pen zodat er geen stroken overblijven.
De onderzijde van de grasmaaier moet schoon wor-
den gehouden en grasafzettingen moeten absoluut
worden verwijderd. Afzettingen verzwaren het star-
ten, beïnvloeden de snijkwaliteit en het uitwerpen van
het gras. Op hellingen moet de snijbaan dwars op
de helling worden gemaakt. Het wegglijden van de
grasmaaier wordt door de schuine stand naar boven
voorkomen. Selecteer de snijhoogte, afhankelijk van
de werkelijk graslengte.
www.scheppach.com
NL | 115