Vermijd grote hoeveelheden metaal of elektrische bedrading,
zoals bijvoorbeeld verwarmingsketels of technische ruimten.
Monteer de draadloze DI niet in vochtige ruimten.
Montage van de ATS1236
Verwijder vóór de installatie de stroomtoevoer naar het
1.
ATS-controlepaneel.
2.
Verwijder de plastic behuizing aan de voorkant door de
onderste schroef los te maken. Zie Afbeelding 1.
3.
Verwijder voorzichtig de printplaat van de achterste plastic
behuizing door de zijkanten in te drukken. Verwijder
voorzichtig de twee rubberen sabotageschakelaars.
4.
Houd de voet van de ATS1236 tegen het oppervlak voor
montage en markeer de bevestigingsgaten.
5.
Boor de gaten en steek de pluggen erin, indien nodig.
6.
Haal de buskabel door een van de kabelgaten.
7.
Bevestig de unit met de meegeleverde schroeven aan het
oppervlak voor montage. Als u de unit in de buurt van
metaal monteert, laat u voor de antenne zo veel mogelijk
ruimte vrij.
8.
Herplaats de achterste rubberen sabotageschakelaar als
deze is verwijderd.
9.
Herplaats de printplaat in de plastic behuizing en let erop
dat de antennes naar boven zijn gericht.
Sluit de behuizing af wanneer alle kabels zijn verbonden. Zie
"De ATS1236 aansluiten" hieronder. Draai de onderste schroef
aan.
De ATS1236 aansluiten
Zie Afbeelding 4.
1.
Sluit de vier buskabeldraden aan op de aansluitstrip van
de DI.
•
+12 op POS
•
GND op NEG
•
D+ op LAN+/D
•
D− op LAN−
2.
Sluit de buskabel aan op de bus van het ATS-
controlepaneel. Sluit het netsnoer aan op de aux-ingang
van het controlepaneel of leid een aparte voedingskabel
naar de dichtstbijzijnde gevoede DI. Als u een externe DI
met voeding gebruikt, moet 0 V ook worden aangesloten
op het controlepaneel en de DI.
3.
U kunt optioneel tot twee bedrade ingangen verbinden aan
de ingangaansluiting (Afbeelding 4, item 7). Verbind de
detectoren en schakel ingangen op dezelfde manier uit als
in het controlepaneel. Raadpleeg de installatie- en
programmeerhandleiding van Advisor Advanced voor
meer informatie.
Kabelspecificaties
U kunt de ATS1236 met een WCAT52/54-kabel op maximaal
1500 m afstand van het ATS-controlepaneel plaatsen. Deze
kabel heeft een kern met een specificatie van 24 AWG, de
diameter is 0,52 mm en de oppervlakte is 0,22 mm².
P/N 466-2938-ML • REV D • ISS 20JAN21
Jumpers
J2: TERM-jumper (Afbeelding 4, item 4). Stel het op het laatste
apparaat in de bus in.
J5: Relaisjumper (Afbeelding 4, item 8). Selecteer de
relaisspanningsmodus. Raadpleeg "Relais" op pagina 32 voor
meer informatie.
Dipswitch
Elke draadloze DI die op de bus van het ATS-controlepaneel
wordt aangesloten, wordt door het ATS-controlepaneel
geïdentificeerd aan de hand van een uniek adres, dat u instelt
met de dipswitches 1 t/m 4 op de DI. In Afbeelding 5 worden
de 15 mogelijke draadloze DI-adressen weergegeven.
Opmerking:
Gebruik het adres 0 niet.
Leds
ATS1236 heeft de volgende leds:
•
D2: ATS-bus Rx. Rood, knippert wanneer gegevens naar
het controlepaneel worden verzonden.
•
D4: ATS-bus Tx. Groen, knippert wanneer gegevens van
het controlepaneel worden ontvangen.
•
D6: LoNa-communicatie. Groen, knippert wanneer een
geldig pakket wordt ontvangen van het LoNa-apparaat.
•
D7: 63-bits communicatie. Blauw, knippert wanneer een
geldig pakket wordt ontvangen van het 63-bits apparaat.
•
D8: Radiosensitiviteit. Geel, brandt wanneer de
sensitiviteit handmatig of automatisch is verminderd
(−8 dBm), bijvoorbeeld in het programmeermenu wanneer
het paneel is ingesteld op een EN-compatibele modus.
•
D9: Voedingseenheid Groen, brandt wanneer de stroom
aan is.
•
D15: Heartbeat. Rood. Drie keer knipperen per seconde
betekent dat de module niet is geregistreerd of één keer
knipperen per seconde betekent dat de module is
geregistreerd.
Opmerking:
Leds worden uitgeschakeld wanneer de
behuizing wordt gesloten.
Nummering van ingangen en uitgangen
Tabel 1: Ingangnummering
Apparaat
Ingangen
Controlepaneel
1–16
DI 1
17–48
DI 2
49–80
DI 3
81–112
DI 4
113–144
DI 5
145–176
DI 6
177–208
DI 7
209–240
DI 8
241–272
DI 9
273–304
DI 10
305–336
Uitgangen
1–8
17–48
49–80
81–112
113–144
145–176
177–208
209–240
241–272
273–304
305–336
31 / 52