Descargar Imprimir esta página

Air Liquide FILCORD 253C Empleo Y Mantenimiento página 29

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

NL
4.0 BEDIENINGSORGANEN OP BINNENPANEEL
- Zekeringen ter beveiliging van hulpcircuits
- Reductiemotor meeneem-eenheid lasdraad
5.0 BASISBEGRIPPEN VOOR MIG-LASSEN
GRONDBEGINSEL MIG-LASSEN
MIG-lassen is een autogeen lasproces, d.w.z. voor het assembleren van delen
door ze te smelten aan hetzelfde soort materiaal (zachtstaal, rvs, aluminium),
waarbij de mechanische en natuurkundige continuïteit van het materiaal behouden
blijft. De voor het smelten van de te lassen delen benodigde warmte wordt gele-
verd door een elektrische boog die overspringt tussen de lasdraad (elektrode) en
het deel dat gelast moet worden. Het veiligheidsgas beschermt de boog en het
smeltend deel tegen de lucht.
6.0 AANSLUITEN EN KLAARMAKEN VAN DE LASUITRUSTING
Sluit de lasaccessoires zorgvuldig aan ter voorkoming van krachtverlies of
gevaarlijke gaslekkage.
Volg zorgvuldig de veiligheidsvoorschriften op.
N.B. BEDIEN DE COMMUTATORS NIET tijdens het lassen ter voorkoming
van schade aan het lasapparaat
Controleer de gastoevoer en stel hem af via de kraan van de drukverminde-
ringsklep.
OPGELET: Bij het werken in de buitenlucht of bij windvlagen de toevoer van het
inert gas afschermen.
6.1
LASSEN
1.
Draai de gasfles open en stel de toevoer af op grond van de behoefte. Plaats
de massaklem op een punt van het te lassen deel dat vrij is van verf, kunst-
stof of roest.
2.
Stel de lasstroom in met behulp van de schakelaar ( Ref. 11 - Afb. 1 pag. 3)
en vergeet hierbij niet dat hoe groter de te lassen dikte is, des te meer ver-
mogen er vereist wordt. De eerst standen van de schakelaar zijn bestemd
voor lassen van delen met geringe dikte. Denk er bovendien aan dat elke
gekozen stand overeenkomt met een bepaalde snelheid voor het voortbewe-
gen van de draad, instelbaar m.b.v. de stelknop ( Ref. 4 - Afb. 1 pag. 3) .
6.2
LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL
Voor het (MIG) lassen van deze staalsoort:
1.
Maak gebruik van lasgas met binaire samenstelling, normaliter AR/CO2 met
ongeveer 75 tot 80% Argon en 25 tot 20% CO2, ofwel met ternaire samen-
stellingen, zoals bijvoorbeeld AR/CO2/02. Deze gassoorten leveren warmte
tijdens het lassen, waarbij de naad goed oogt en prima aansluit, maar de
penetratie vrij gering is. Bij gebruik van kooldioxide (MAG) als veiligheids-
gas verkrijgt men een smalle naad met prima penetratie, maar de ionisatie
van het gas beinvloedt de stabiliteit van de lasboog.
2.
Maak gebruik van een lasstaaf van dezelfde kwaliteit als die van het te las-
sen staal. Het verdient de voorkeur altijd eerste kwaliteit lasdraad te gebrui-
ken en niet te lassen met verroeste draad, hetgeen fouten in het laswerk kan
veroorzaken.
Het stroombereik waarin de draad gebruikt kan worden is in het algemeen:
- Ø draad mm x 100 = minimum Amp.
- Ø draad mm x 200 = maximum Amp.
Voorbeeld: 0 draad 1.2 mm=
Minimum Amp 120/Maximum Amp 240. Dit is het geval bij binaire AR/CO2
mengsels en bij overgang in kortsluiting (SHORT).
BEDIENINGSORGANEN OP BINNENPANEEL
Met het oog op optimaal laswerk de
lasbrander en de bewegingsrichting van
de draad toepassen zoals afgebeeld.
3.
Vermijd laswerk op verroeste delen of op delen met olie- of vetvlekken.
4.
Maak gebruik van lasbranders die geschikt zijn voor de toegepaste stroom-
waarde.
5.
Controleer regelmatig of de massaklem niet beschadigd is en of de laska-
bels (brander en massa) geen scheurtjes of brandvlekken vertonen, hetgeen
ten koste gaat van de goede werking.
6.3
LASSEN VAN ROESTVRIJSTAAL
(MIG) lassen van roestvrijstaal van de serie 300 (austeniet) dient uitgevoerd te
worden met veiligheidsgas met een hoog percentage Argon en een laag percen-
tage 02 voor het stabiliseren van de boog. Het meest gebruikte mengsel is: AR/02
98/2.
- Gebruik geen C02 of AR/CO2 mengsels.
- Raak de draad niet met de handen aan.
Het lasmateriaal moet van betere kwaliteit zijn dan het basismateriaal en het punt
waarop gelast wordt moet goed schoon zijn.
6.4
LASSEN VAN ALUMINIUM
Bij MIG lassen van aluminium moet het volgende gebruikt worden:
1.
100 % Argon als veiligheidsgas.
2.
Lasdraad met een samenstelling die geschikt is voor het te lassen basisma-
teriaal. Maak voor het lassen van ALUMAN en ANTICORODAL gebruik van
een draad met 3 tot 5% Silicium. Maak voor het lassen van PERALUMAN en
ERGAL gebruik van een draad met 5% Magnesium.
3.
Een lasbrander die geprepareerd is voor het lassen van aluminium.
6.5
PUNTLASSEN
Met dit speciale lasprocédé kunnen twee op elkaar liggende platen gelast worden,
waarbij een speciaal gasmondstuk vereist is.
Bevestig het gasmondstuk voor puntlassen en duw het tegen het te lassen deel
aan. Duw op de knop van de lasbrander. Op een gegeven moment laat het las-
werktuig vanzelf los. Deze tijdsduur wordt bepaald door de TIMER ( Ref. 5 - Afb. 1
pag. 3) , die dient te worden afgesteld op grond van de dikte van de plaat die
gepuntlast moet worden.
7.0 FOUTEN BIJ MIG-LASWERK
CLASSIFICATIE EN BESCHRIJVING VAN DE FOUTEN
Met MIG-procédé uitgevoerd laswerk kan velerlei fouten vertonen; het is derhalve
belangrijk deze te identificeren. Dergelijke fouten verschillen niet in aard of vorm
van de fouten die zich voordoen bij handbooglassen met beklede elektroden. Het
verschil tussen de twee procédés is de frequentie waarmee zich fouten voordoen:
poreusheid komt bijvoorbeeld veel vaker voor bij MIG-lassen, terwijl insluitingen
van lasslak zich uitsluitend bij laswerk met beklede elektrodes voordoen.
Ook de oorzaak van de fouten en de manier waarop ze vermeden kunnen worden
verschilt.
Onderstaande tabel vermeldt de verschillende gevallen.
(NL) 4
NL

Publicidad

loading