knipperen wanneer het alarmrelais wordt geopend en gesloten.
De looptest kan nu worden uitgevoerd.
Opmerking:
Het alarmgeheugen wordt niet gewist door alleen
de looptest in te schakelen. Wanneer u na een alarm het
systeem uitschakelt, moet u de looptest op Aan instellen.
Wanneer u de looptest op Uit instelt, zal de indicatie van de in
het geheugen opgeslagen alarmen opnieuw verschijnen. Pas
nadat de Ansturing opnieuw op aansluiting 10 is aangesloten
(lees: nadat het systeem opnieuw is ingeschakeld), zal het
geheugen worden gewist en zullen de LED's niet branden.
Als u het looptestlampje wilt inschakelen zonder een CS-
ingang op afstand, stelt u Dipswitch 4 in op de Aan-stand. Na
de looptest stelt u Dipswitch 4 in op de Uit-stand.
Het verdient aanbeveling regelmatig de looptest van de
detector uit te voeren en de communicatie met het
controlepaneel te controleren.
Het alarmgeheugen instellen
Zie figuur 6.
Opmerking:
Stel eerst de juiste actieve Controlespanning
("Aansturing) in met DIP-schakelaar 1.
Sluit de Aansturing aan op aansluiting 10 wanneer het systeem
is ingeschakeld. Wanneer het systeem is uitgeschakeld,
koppelt u de Aansturing los. Als in de ingeschakelde periode
een alarm wordt geactiveerd, geeft een knipperende rode LED
aan welke detectors het alarm hebben veroorzaakt. Wanneer
u de Aansturing weer aansluit (lees: het systeem opnieuw
inschakelt), worden de LED-indicatie en het geheugen weer op
de beginwaarden ingesteld.
Het dekkingspatroon selecteren
Zie figuur 21 en 22.
Het dekkingspatroon kan aan specifieke vereisten worden
aangepast met behulp van de spiegelstickers (bijgesloten),
zoals is weergegeven. Het verdient aanbeveling niet-gebruikte
gordijnen die gericht zijn naar objecten die zich dicht bij de
detector te bevinden, te maskeren.
Let op:
Bij het verwijderen van de stickers kunt u het
spiegeloppervlak beschadigen!
De gordijnen maskeren
Zie figuur 23.
De spiegelsegmentafschermingen zijn in de fabriek op de
spiegel bevestigd. Als u een spiegelsegmentafscherming wilt
verwijderen, moet u eerst het binnendeel van de detector
verwijderen. Vervolgens licht u het onderste deel van de
spiegelsegmentafscherming op en wrikt u het bovenste
gedeelte om het los te maken. Wanneer langeafstandsdetectie
(>20 m) niet vereist is, verwijdert u de langeafstandsspiegel
(figuur 24).
Sabotagebehuizing
De detector is uitgerust met een sabotagebehuizing
(Goedgekeurd voor EN 50131-2-2).
Om de sabotagebehuizing mogelijk te maken, moet de schroef
die in figuur 4, worden bevestigd.
Bij hoekmontage kan de afneem sabotage beveiliging niet
gebruikt worden.
P/N 145797999-2-ML • REV M • ISS 10JUN21
SB01-zwenkbeugel (optioneel)
Wanneer het niet mogelijk is de detector aan een muur te
bevestigen, moet u de SB01 gebruiken om de detector aan
een plafond te bevestigen.
Zie figuur 26.
Woordenlijst
Alarmgeheugen. Een opslagmedium op de detector dat
signalen kan opnemen die door de detector worden
gegenereerd.
Dagmodus. De detector hoeft geen alarmsignaal of –
alarmbericht te genereren wanneer deze wordt geactiveerd
door een voorbijlopende persoon.
Gordijnen. Een verticale doorlopende laag van detectiezones.
De PIR-detector kan alleen bewegingen binnen de
gordijnen detecteren en niet in de ruimtes ertussen.
Gordijnlocatiemodus (CLM). Een functie van de detector die
exact de randen van de gordijnen herkent.
Looptest. Een operationele test die wordt uitgevoerd door de
installateur om te zien of de unit een alarm genereert.
Nachtmodus. De detector genereert een alarmsignaal of –
alarmbericht wanneer deze wordt geactiveerd door een
voorbijlopende persoon.
Technische fout (TF). Het foutsignaal of –bericht dat wordt
gegenereerd op het AM-relais wanneer er een fout optreedt
in de detector.
Zelftest. Detector bewaakt zelf de sensor en is geassocieerd
met de ingebouwde signaalverwerkende schakeling.
Technische specificaties
Aansluitspanning
Piek-tot-piek rimpel
Huidig stroomverbruik:
Normale werking in bedrijf
Alarm
Maximum
Montagehoogte
Bewegingsnelheid
Alarmuitgang
Sabotage-uitgang
Storingsuitgang
Alarmtijd
Opstarttijd detector
Omgevingstemperatuur
Relatieve luchtvochtigheid
Afmetingen (H x B x D)
Gewicht
Aantal gordijnen
Kijkveld
IP/IK-klasse
9 tot 15 VDC (12 V nominaal)
2 V (bij 12 VDC)
11 mA
9 mA
16,5 mA
1,8 tot 3,0 m
20 cm/sec. tot 3 m/sec.
80 mA bij 30 VDC max.
80 mA bij 30 VDC max.
80 mA bij 30 VDC max.
3 sec.
50 sec.
−10 tot +55°C
Max. 95%
175 x 93 x 66 mm
275 g
1 bij 60 m, 5 bij 20 m, 4 bij 18,5 m,
2 bij 18 m. Zie figuur 21 en 22.
86° bij 20 m, 3° bij 60 m
IP30 IK02
33 / 50