•
Bewegende of trillende voorwerpen, zoals ventilatoren,
verwarmingen of air-co's
WAARSCHUWING!
Elk extern circuit dat op de apparatuur wordt
aangesloten, moet zich in hetzelfde gebouw
bevinden en zijn aangesloten op een beschermde
aarde aansluiting.
Draadisolatie van kabels aangesloten op de apparatuur moet
voldoen aan IEC 60332-1-2 en IEC 60332-1-3 of IEC 60332-
2-2, afhankelijk van de doorsnede van de ader, of IEC TS
60695-11-21, ongeacht van dwarsdoorsnede. Als alternatief
moeten dergelijke kabels voldoen aan UL 2556 VW-1.
De voedingsbron van de detector moet met een vermogen
van 15 W worden begrensd.
Wij adviseren om regelmatig een looptest van de detector uit te
voeren en het resultaat op het controlepaneel te verifiëren.
Ga als volgt te werk om de detector te installeren:
1.
Neem het afdekplaatje uit (zie afbeelding 2, item 1 en 2).
2.
Maak de detector voorzichtig open met een
schroevendraaier (zie afbeelding 2, items 2 en 3).
Let op:
Raak de pyro-elektrische sensor niet aan
(afbeelding 6).
3.
Verwijder de schroef uit het deksel (afbeelding 4, item 2).
4.
Monteer de achterkant tegen de muur. Voor de
toegestane montagehoogte, zie "Specificaties" op pagina
29.
Zie afbeelding 4.
- Voor vlakke montage, gebruik ten minste twee
schroeven (DIN 7998) in posities A.
- Gebruik voor hoekmontage schroeven in positie B of C.
- Als u de afneembeveiliging ST400 wilt installeren,
gebruikt u montageposities A. De ST400-montagepositie
wordt weergegeven als item 3 in afbeelding 4. Open de
opening in de achterkant (afbeelding 5, item 2).
5.
Sluit de bedrading van de detector aan (zie afbeeldingen 4
en 12). Gebruik de kabelopeningen (afbeelding 5, item 1)
en kabelgoot (afbeelding 5, item 3) in de achterkant.
6.
Selecteer de gewenste jumper- en DIP-switchinstellingen
(zie "De detector instellen" hieronder voor meer informatie.
7.
Verwijder de maskers en voeg de stickers toe, indien
nodig. Zie "Het detectie patroon configureren" op pagina
28 voor meer details.
8.
Gebruik voor plafondmontagetoepassingen de SB01-
montagebeugel. SB01-montageposities worden
weergegeven als item 1 in afbeelding 4.
9.
Sluit de voorkant, plaats de schroef in de behuizing en
plaats het afdekplaatje.
P/N 466-5634-ML • REV D • ISS 19AUG22
De apparatuur is niet geaard.
Aansluitingen
Zie afbeelding 12.
Tabel 1: Detectoraansluitingen
Aan-
Label
Verklaring
sluiting
1, 2
GND,
Voedingsaansluiting (9 t/m 15 V , 12 V
+12V
nominaal)
Alarmrelaisuitgang (33 Ω). Gebruik jumper JA
3, 4
ALARM
om de ingebouwde EOL-weerstand in serie te
plaatsen met het relais. Zie "Jumpers"
hieronder.
Sabotagerelaisuitgang (0 Ω). Gebruik jumper JT
5, 6
TAMPER
om de ingebouwde EOL-weerstand in serie te
plaatsen met de schakelaar. Zie "Jumpers"
hieronder.
7
Looptest
Met deze ingang wordt de LED (looptest
aan/uit) in- en uitgeschakeld. De looptestmodus
kan alleen worden geactiveerd wanneer de
detector zich in de dagmodus bevindt (pin 8).
Actieve hoge of lage wordt bepaald door SW1-3
(zie "SW1-3: Polarity (Polariteit)" op pagina 28).
8
Dag /
Met deze ingang wordt de detector
nacht
overgeschakeld in dag- (geheugen wordt op de
LED-indicator getoond) of nachtmodus
(alarmgeheugen wordt geactiveerd en eerder
opgeslagen alarmen worden gewist). Actieve
hoge of lage wordt bepaald door SW1-3 (zie
"SW1-3: Polarity (Polariteit)" op pagina 28).
Opmerkingen
•
Ingangen 7 en 8 kunnen alleen worden gebruikt wanneer
SW1-5 is ingesteld op Extern aan. Zie "SW1-5: Externe
functionaliteit" op pagina 28.
•
De LED is alleen ingeschakeld wanneer SW1-6 is
ingesteld op LED aan.
In afbeelding 10 wordt uitgelegd hoe u een enkele ingang met
meerdere weerstanden kunt instellen.
Verklaring afbeelding 10
(1) Alarmrelais
(2) Alarmingang centrale
(3) Sabotageswitchuitgang
De detector instellen
Zie afbeelding 13 voor locaties van jumpers en DIP-switches.
Jumpers
Met de jumpers stelt u de ingebouwde EOL-mode en waarde
in. Het circuit wordt weergegeven in afbeelding 10.
JA: Ingebouwde alarm EOL-weerstand (Ra) instellen
1 kΩ
4,7 kΩ
(fabrieksstandaard)
Off (Uit): Geen ingebouwde alarm EOL.
Ra Alarm EOL-weerstand
Rt
Sabotage EOL-weerstand
2,2 kΩ
5,6 kΩ
27 / 42