Door aan de tiltknop te draaien, zal het objectief omhoog of omlaag
kantelen (of naar links of rechts als het objectief gedraaid is) op een
hoek van ±8,5° ten opzichte van de camerabody. Door te tilten kunt
u goed scherpstellen op het hele onderwerpvlak wanneer dit vlak
niet parallel is met de camera of scherpstellen op kleine delen van
het onderwerp die parallel liggen met de camera (p. 227).
• Na het tilten moet u de tiltvergrendelingsknop indrukken om de
tiltstand van het objectief vast te zetten.
• Let erop dat het tilten van het objectief ook het beeld in de
zoeker zal veranderen.
• Wanneer het objectief getilt is, kunnen de scherptediepteschaal en
de afstandsschaal op de objectiefcilinder niet meer gebruikt worden.
Draaien
Dit objectief kan tot 90° naar rechts of links gedraaid worden. Door het
objectief te draaien, kan de shiftfunctie omgezet worden voor verticaal
gebruik, en kan de tiltfunctie omgezet worden voor horizontaal gebruik.
• Voordat u het objectief draait, zet u eerst de mate van shift en
tilt op '0' door aan de shift- en tiltknop te draaien.
Opmerking: Als u het objectief draait terwijl u tilt en/of shift gebruikt,
moet u uitkijken dat uw vingers niet bekneld raken tussen
het objectief en de camerabody. Als u nalaat elke knop te
vergrendelen kan dat hetzelfde effect hebben.
• Druk de draaihendel in en draai het objectief terwijl u de
vierkante delen van het objectief vasthoudt.
• Er zijn klikstops na elke 30° zowel linksom als rechtsom. Op 30° en
60° kunt u het objectief draaien zonder de draaihendel in te drukken.
Afb. 9
Nl
139