MCS5, MCH10, MCS15
P-2: Max. ventilatorsnelheid
De hoogste limiet voor de ventilatorsnelheid kan worden aangepast voor ver-
schillende motoren. De max. ventilatorsnelheid wordt ingesteld als het sy-
steem is geïnstalleerd en ingeschakeld. De waarden kunnen worden
ingesteld van 65 tot 95, arbitraire eenheden.
➤ Selecteer de gewenste snelheid met de omlaag- en omhoog-knop.
– Verhoog het cijfer voor een hogere ventilatorsnelheid.
– Verlaag het cijfer voor een lagere ventilatorsnelheid.
P-3: Min. ventilatorsnelheid
De min. ventilatorsnelheid bepaalt de laagste snelheid die is toegestaan voor
de lage ventilatorsnelheid. De waarden kunnen worden ingesteld van 30 tot
64, arbitraire eenheden.
➤ Selecteer de min. ventilatorsnelheid met de omlaag- en omhoog-knop.
– Verhoog het cijfer voor een hogere ventilatorsnelheid.
– Verlaag het cijfer voor een lagere ventilatorsnelheid.
I
INSTRUCTIE
Op het moment dat de max. en min. limieten voor de ventilator-
snelheid zijn ingesteld past de eenheid automatisch de resteren-
de snelheden aan om drie in afstand gelijke ventilatorsnelheden
te produceren in de automatische en handmatige ventilatormodi.
P-4: Tijdvertraging compressorstart
De startvertraging voor de compressor wordt geboden voor installaties waar-
bij er meer dan één systeem op dezelfde stroombron is aangesloten. Door
verschillende startvertragingen in te stellen kunnen de compressoren op ver-
schillende tijden starten als de stroom wordt onderbroken.
De eenheden moeten 5 s van elkaar starten. De minimale vertraging is 5 s
en de maximale vertraging bedraagt 135 s.
P-5: Kalibratie temperatuur
Gebruik deze functie om de omgevingssensor te kalibreren.
➤ Selecteer P-5.
✓ De omgevingstemperatuur verschijnt op het scherm.
➤ Stel de gewenste aflezing in met de omlaag- en omhoog-knop.
✓ De temperatuur op het scherm verlaagt en verhoogt zoals gewenst.
NL
Programmeren
203