Altijd de beschermkap van de spuitmond gebruiken voor extra
bescherming tegen injectie. Wees erop bedacht dat de beschermkap
op zichzelf niet voldoende bescherming tegen injectie biedt. Nooit
de beschermkap van de spuitmond afsnijden. De trekker van het
pistool altijd vergrendelen wanneer u het pistool niet gebruikt.
Voordat u het toestel een onderhoudsbeurt geeft altijd eerst de
handleiding raadplegen en alle waarschuwingen opvolgen.
1. Ingebruikname van de spuitinstallatie. Voor
instructies betreffende de ingebruikname, zie de
handleiding van de spuitinstallatie.
2. Sluit een geaarde nevelspuitslang aan op de
inlaatzijde van het pistool. Maak gebruik van
twee sleutels (een voor het pistool en een voor de
slang) om alles goed vast te maken.
3. Start de spuitinstallatie met de spuitmond en de
beschermkap van de spuitmond van het pistool
verwijderd. Spoel het spuitsysteem door en
bereid dit voor op gebruik aan de hand van de instructies in de handleiding
van de spuitinstallatie. Controleer het spuitsysteem om ervoor te zorgen dat
alle koppelingen vastzitten en nergens lekkage optreedt.
4. Volg de 'procedure voor het drukloos maken van de installatie' zoals
vermeld in de handleiding bij de spuitinstallatie.
5. Met de punt van de spuittip (5) of een gelijksoortig voorwerp om de
afdichtring van de spuitmond (3) en de afdichtring (4) aan de achterkant van
de beschermkap van de spuitmond (2) aan te brengen. Indrukken om deze op
de plaats te duwen.
6. Plaats de spuitmond (1) in het slobgat van de beschermkap van de
spuitmond.
7. Schroef de beschermkap van de spuitmond op het pistool. Plaats de
beschermkap van de spuitmond in de gewenste spuitpositie en draai deze aan.
Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de hendel van de spuitmond
i
naar voren wijzen.
BEDIEnInG
1. Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de hendel van de spuitmond naar
voren wijzen.
2. Start de spuitinstallatie. Voor instructies betreffende de ingebruikname, zie
de handleiding van de spuitinstallatie.
3. Pas de vloeistofdruk van de spuitinstallatie aan totdat de sproeier een
keurige spuitnevel levert. Altijd op de laagst mogelijke druk werken om het
gewenste resultaat te bereiken.
RX-80
5
2
1
NL
4
3
65