N E D E R L A N D S
• Markeer altijd het middelpunt van de laserlijn of
-punt.
• Om de werkafstand en de nauwkeurigheid te
vergroten, stelt u de machine in het midden van
het werkgebied op.
• Extreme temperatuurswisselingen veroorzaken
speling op onderdelen in het binnenwerk,
wat van invloed kan zijn op de nauwkeurigheid
van de machine. Controleer regelmatig de
nauwkeurigheid wanneer u de machine onder
dergelijke omstandigheden gebruikt.
• Hoewel de machine kleine uitlijnfouten
automatisch corrigeert, kan het nodig zijn om de
machine opnieuw af te stellen als er een schok is
geregistreerd.
• Laat de laserkop bij een erkend servicecentrum
kalibreren nadat de machine is gevallen of
gekanteld.
Voor gebruik:
• Voer de kalibratietests uit om de nauwkeurigheid
te controleren.
• Zorg dat de machine stevig staat opgesteld.
In- en uitschakelen (fig. A)
• Om de machine in te schakelen, drukt u de
aan/uit-schakelaar (1) in.
• Om de machine uit te schakelen, drukt u de
aan/uit-schakelaar (1) nogmaals in.
Uitlijnfoutmelding
De uitlijnfoutmelding wordt automatisch geactiveerd
8 seconden nadat de uitlijningsprocedure is voltooid.
Zodra de uitlijnfoutmelding is geactiveerd,
controleert de machine voortdurend de richtpositie.
Afhankelijk van het geregistreerde afwijkingsniveau
reageert de machine als volgt op uitlijnfouten:
– Afwijkingen < 2 mm over 10 m: een uitlijnfout
wordt zonder mededelen automatisch
gecorrigeerd.
– Afwijkingen 2 - 20 mm over 10 m: een uitlijnfout
wordt automatisch gecorrigeerd. De laserkop
stopt tijdelijk met roteren en de laserstraal begint
te knipperen ter indicatie dat de machine
opnieuw uitlijnt.
– Afwijkingen > 20 mm over 10 m: een uitlijnfout
leidt tot onderbreking van de werking van de
machine. De laserkop stopt met roteren en de
laserstraal gaat uit.
72
All manuals and user guides at all-guides.com
Er klinkt een snel piepend audiosignaal en de
aan/uit-indicatie knippert tegelijkertijd. Om verder
te gaan:
• Schakel de machine uit. Controleer de
afstelling en stel indien nodig opnieuw af
voordat u de machine weer inschakelt.
Digitale laserdetector (fig. F)
De detector helpt bij het bepalen van de positie van
een laserstraal bij fel licht of over lange afstanden.
De detector produceert zowel zichtbare- als
geluidssignalen als de roterende laserstraal de
detector kruist. Het hulpstuk kan zowel binnen als
buiten worden gebruikt als de laserstraal moeilijk
gelokaliseerd kan worden.
Nauwkeurigheid
Wanneer de machine met behulp van de detector
wordt gebruikt, dient het nauwkeurigheidsniveau van
de detector bij dat van de machine te worden
opgeteld.
– Constante nauwkeurigheid (detector ingesteld op
smal spectrum) +/- 1,0 mm/m
– Nominale nauwkeurigheid (detector ingesteld op
breed spectrum) +/-3,0 mm/m
• Voor het nauwkeurigste resultaat begint u met de
instelling op breed spectrum en eindigt u in smal
spectrum.
Opties
Uw dealer verstrekt u graag de nodige informatie
over de juiste accessoires.
Dit zijn:
– DE0734 Meetlat
– DE0735 Statief
– DE0736 Statief
Accu's
Spanning
NiCd
9,6
DE9061
12
DE9071/DE9075
14,4
DE9091/DE9092
18
DE9095/DE9096
NiMH
DE9036
DE9037
DE9038
DE9039