Wielaandrijving (optie)
Bowdenkabel instellen
Wanneer de wielaandrijving bij draaiende motor niet meer
kan worden in- of uitgeschakeld moet de betreffende
bowdenkabel worden bijgesteld.
Let op!
Bowdenkabel enkel bij uitgeschakelde motor
verstellen.
1. Het verstelstuk aan bowdenkabel in de richting van
20).
de pijl draaien (
2. Voor het controleren van de instelling de motor
starten en de wielaandrijving inschakelen.
3. Wanneer de wielaandrijving nog steeds niet werkt,
moet de grasmaaier naar een servicepunt of een
geautoriseerd vakbedrijf worden gebracht.
Aandrijfwiel met olie insmeren
Aandrijfwiel op de aandrijfas van tijd tot tijd
insmeren met spuitolie
De aandrijving van de wielaandrijving is
onderhoudsvrij.
470 592_f
Opslag
Let op! - Explosiegevaar!
Apparaat niet bij open vuur of warmtebronnen
opslaan.
Motor laten afkoelen
Apparaat droog en op een voor kinderen niet
toegankelijke plaats opslaan
Startaccu vorstvrij opslaan
Startaccu van tijd tot tijd bijladen
Benzinetank legen
Aanwijzingen van de motorproducent in acht
nemen.
Bougiedop eruit trekken
Reparaties
Reparatiewerkzaamheden mogen enkel worden
uitgevoerd in servicepunten en geautoriseerde
vakbedrijven.
Afvoer
Apparaten, batterijen of accu's die
niet meer worden gebruikt niet bij het
huisvuil gooien!
Verpakking, apparaat en accessoires zijn gemaakt van
recyclebare materialen en moeten ook als zodanig
.
worden afgevoerd
NL
37