2. Installatieplaats
Tabel 2
Aantal aansluitbare binnenunits
Aantal via aftakdoos aansluitbare binnenunits
Tabel 3
Model
Temp.bereik van
Buitentemp.
verwarming
Inlaatwatertemp.
Temp.bereik van
Buitentemp.
koeling
Inlaatwatertemp.
1
2
ON (Aan)
1
2
ON (Aan)
Fig. 2-2
58
Fig. 2-1
1-10
1-12
1-12*
2-8
2-8
2-8
-15 tot 21°C (drogeboltemp.), -15 tot
15°C (natteboltemp.)
10 tot 45°C
–
–
3
4
5
6
7
8
9 10
3
4
5
6
7
8
9 10
2.1. Koelpijpen
Zie Fig. 4-1.
2.2. De installatieplaats voor het buitenapparaat kiezen
Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan direct zonlicht of andere warmtebronnen.
naar het binnenapparaat mogelijk maakt.
stromen of samenstromen.
Houd er rekening mee dat er tijdens de werking water uit het apparaat kan druppelen.
het apparaat.
gebieden moeten speciale maatregelen worden getroffen zoals het verhogen van
de installatieplaats of het plaatsen van een afdak om te voorkomen dat de sneeuw
in of tegen de luchtinlaat terechtkomt. De sneeuw kan de normale luchtstroom
bemoeilijken en storingen veroorzaken.
Als het apparaat van onderen wordt beetgepakt, kunnen verwondingen ontstaan
aan de handen of vingers.
(mm)
2.3. Buitenafmetingen (Buitenapparaat) (Fig. 2-1)
Beperkingen bij de installatie van binnenunits
De volgende binnenunit-modellen kunnen op deze buitenunit worden aangesloten.
Binnenunits met modelnumers 15-140 kunnen worden aangesloten.
Bij gebruik van een aftakdoos kunnen binnenunits met modelnummers 15-100 wor-
den aangesloten. Zie onderstaande tabel 1 voor mogelijke combinaties van ruimtes
en binnenunits.
De nominale capaciteit moet worden bepaald aan de hand van de onderstaande tabel.
Het aantal units is beperkt zoals in onderstaande tabel 2 is afgebeeld. Controleer
alvorens verder te gaan of de geselecteerde totale nominale capaciteit binnen het
bereik valt van 50% - 130% van de capaciteit van het buitenapparaat.
Type binnenunit
P15
P20
Nominale capaciteit
1,7
2,2
Tabel 1-2 (M*Z-serie)
Type binnenunit
15
20
Nominale capaciteit
1,5
2,0
Bij combinaties waarbij de totale capaciteit van de binnenunits boven de capaciteit
van de buitenunit komt, zal de koelcapaciteit van alle binnenunits verminderen tot
onder hun nominale koelcapaciteit. Combineer daarom bij voorkeur binnenunits met
een totale capaciteit die minder bedraagt dan de capaciteit van de buitenunit.
buitenunit worden aangesloten.
2.4. Een PWFY-unit aansluiten
2.4.1. Aansluitingsbeperkingen
Selecteer een zodanige buitenunit dat de totale nominale capaciteit van de bin-
buitenunit bedraagt.
Limieten voor de totale nominale capaciteit van de binnenunits bij het aansluiten
koelstand. De andere binnenunits werken echter wel in de koelstand.
gesteld, stoppen de andere binnenunits.
uitlaatwatertemperatuur.
2.4.3. De instellingen van de schakelaar (Fig. 2-2)
2.4.4. Proefdraaien
Als u voor het proefdraaien de schakelaars van de buitenunit gebruikt, werkt de
unit om de unit te laten proefdraaien.
informatie over proefdraaien.
2.4.5. Verzamelen van de koelstof (leegpompen)
Bij stap 1 in de procedure voor leegpompen wordt de gebruiker geïnstrueerd om
echter niet in de koelstand.
P25
P32
P40
P50
P63
P71
P80 P100 P125 P140
2,8
3,6
4,5
5,6
7,1
8,0
9,0
22
25
35
42
50
60
2,2
2,5
3,5
4,2
5,0
6,0
11,2 14,0 16,0
71
80
7,1
8,0