1. Gebruiksaanwijzing
1.1 Beschrijving van het toestel
Met warmteaccumulatoren wordt gedurende
de goedkope nachtstroomtijden (afhankelijk
van het desbetreffende energiebedrijf,
hoofdzakelijk gedurende de nachtelijke uren)
elektrisch opgewekte warmte opgeslagen, die
in overeenstemming met de ingestelde
ruimtetemperatuur als warme lucht via een
ventilator, en voor een klein gedeelte ook via
het oppervlak van het toestel, weer wordt
afgegeven.
1.2 Bediening
Voor de bediening van het toestel moet het
afsluitdeksel van het aan de voorwand
aangebrachte bedieningspaneel (1) worden
opengeklapt.
Het belangrijkste in
het kort
R1
Warmteaccumulatie (opladen) –
traploos instelbare keuzeknop
Warmteafgifte (ontladen) –
traploos instelbare keuzeknop voor
het instellen van de ruimtetemperatuur
(speciale accessoire)
AAN/UIT-schakelaar voor de
warmteafgifte (speciale accessoire)
Naverwarming – AAN/UIT-
schakelaar voor een naverwarming
(speciale accessoire)
1.2.1 Warmteaccumulatie
Met de keuzeknop R1wordt de mate van
warmteoplading bepaald.
Hierbij moet men onderscheid maken tussen
installaties, die al of niet voorzien zijn van een
buitentemperatuur afhankelijke regeling.
Is er geen automatische oplaadautomaat
aanwezig (handmatige opwarming), dan dient
de keuzeknop zoals volgt te worden ingesteld.
32
voor de gebruiker en de installateur
Is geen oplaadregelsysteem aanwezig, dan moet
de keuzeknop als volgt worden ingesteld:
I = Overgangstijd (voorjaar/herfst)-komt
overeen met ong.
1
/
deel van de
3
oplading.
II = zachte winterdagen - komt overeen
met ong.
/
van de oplading.
2
3
III = 's - winters -komt overeen met een
volle oplading
= geen oplading
Na een korte gewenningstijd zult u over de
nodige ervaring beschikken, die nodig is im
de juiste stand te kiezen.
Bij een aanwezige oplaadautomaat, dient de
keuzeknop op stand III te staan. Voor de juiste
oplading zorgt dan de weersafhankelijke
oplaadautomaat.
Bij een afzonderlijke nachtstroomkachel kan
men ondanks de aanwezigheid van een
oplaadautomaat toch een handmatige
instelling maken van de oplaadhoeveelheid.
Hiervoor dient u de gebruiksaanwijzing van de
oplaadregeling of van de groepsbesturingsunit
goed door te nemen.
1.2.2 Warmteafgifte
De warmteafgifte (ontladen) wordt via een
aan de wand gemonteerde of in het toestel
te integreren Stiebel Eltron-ruimtethermostaat
(speciale accessoire) geregeld.
De gewenste ruimtetemperatuur moet
daarbij aan de ruimtethermostaat worden
ingesteld, die dan automatisch de
warmteafgifte via de ventilator regelt, zodat
de ingestelde ruimtetemperatuur constant
wordt gehouden.
Op zeer koude dagen is het aan te bevelen
om de ruimtethermostaat bij afwezigheid van
meerdere dagen ingeschakeld te laten, om zo
de ruimtetemperatuur op b.v. 10 °C te
houden, zodat het gebouw of de ruimte niet
te ver afkoelt (bescherming tegen
vorstschade).
1.3 Veiligheidsaanwijzingen
Het toestel mag niet
– in ruimten gebruikt worden, die als
gevolg van chemicaliën, stof, gassen of
dampen vuur- of explosiegevaarlijk zijn;
– in de onmiddellijke nabijheid van
leidingen of reservoirs gebruikt worden,
die brandbare of explosiegevaarlijke
stoffen voeren of bevatten.
– gebruikt worden, als de minimale
afstanden tot aangrenzende objecten niet
in acht worden genomen.
•
De montage (elektrische installatie)
alsmede de eerste ingebruikname en het
onderhoud van dit toestel mogen
uitsluitend door een erkende installateur
overeenkomstig deze handleiding worden
uitgevoerd.
•
Het toestel mag in geen geval in bedrijf zijn
als in de opstellingsruimte werkzaamheden
zoals het aanleggen van leidingen, slijp- en
schilderwerk, reinigen met benzine en
onderhoud (spray, boenwas) aan vloeren
e.d. worden uitgevoerd.
Daarna moet de ruimte alvorens weer op
te laden voldoende worden geventileerd.
•
De behuizing van het toestel en de
uitgeblazen lucht worden in werking heet
(boven 80 °C). Het bestaat gevaar
voor verbranding!
Kleinkinderen zekerlijk van het toestel
afhouden!
•
Op het toestel, of in de nabijheid mogen
geen brandbare, ontvlambare, of warmte
hemmende voorwerpen zoals was, dekken,
tijdschriften, dozen met boenwas of
benzine, sprayflessen of dergelijke geplaatst
worden. Ook voor het drogen mag geen
kleedij over het toestel worden gehangen.
Gevaar voor ontsteking!
•
Voor allerlei voorwerpen, zoals b.v
meubilair, gordijnen, vitrage en textiel of
andere brandbare of niet brandbare
materialen moeten bij het toestel, in het
bijzonder bij het luchtuitlaatrooster, de
volgende minimale afstanden in acht
worden genomen:
tot het luchtuitlaatrooster
tot de rechter zijwand
bij brandbare onderdelen ⇒ 100 mm
bij niet brandbare onderdelen ⇒ 70 mm
tot de linker zijwand
tot het deksel
De warme lucht moet ongehinderd
kunnen ontwijken!
•
De in deze gebruiks- en montagehandleiding
bijgesloten sticker „Geen voorwerpen
aanbrengen of hier tegen plaatsen" moet
in beroepsmatig in gebruik zijnde ruimten
zoals b.v. hotels, vakantiehuizen, scholen
enz. goed zichtbaar op het deksel van het
toestel worden geplakt.
1.4 Onderhoud
Mochten op het huis van het toestel bruine
verkleuringen optreden, dan moeten deze
indien enigszins mogelijk met een vochtige
doek en heete zeepsop worden verwijderd.
Het toestel moet in koude toestand met de
gebruikelijke onderhoudsmiddelen worden
gereinigd.
Schurende en bijtende onderhoudsmiddelen
moeten worden vermeden.
Geen reinigingsspray in de luchtspleten spuiten.
Het ventilatorkanaal achter het
luchtuitlaatrooster (5) moet om de twee jaar
door de installateur worden gecontroleerd.
Hier kunnen lichte vuilafzettingen optreden.
Bij de regelmatige onderhoudswerken wordt
aanbevolen, ook de controle- en regelorganen
te testen. Ten laatste 10 jaar na de eerste
inbedrijfstelling moeten de veiligheids-, regel-
en controleorganen zoals het complete
opladings- en ontladingssysteem door de
vakman worden nagezien.
⇒ 500 mm
⇒ 70 mm
⇒ 40 mm