MOTOROLIE VERVERSEN
WAARSCHUWING:
• Direct na afzetten van de motor blijven de motor en de
motorolie nog even heet. Wacht daarom even om de
motor en de motorolie te laten afkoelen. Anders loopt u
de kans op brandwonden.
LET OP:
• Zorg voordat u de olie gaat verversen dat u de afge-
werkte olie veilig kunt wegdoen. Giet geen olie in een
goot of afvoerputje, over tuinaarde of in open water.
Volg uw plaatselijke milieuvoorschriften voor de beste
wijze om afgewerkte olie weg te doen.
Doordraaien met olie die te oud is, kan de levensduur
van de motor aantasten. Controleer regelmatig het olie-
peil en de toestand van de olie.
OPMERKING:
• Als de olie tot boven de voorgeschreven grens wordt
bijgevuld, kan die vervuild raken of ontbranden, met
witte rook. Wacht na afzetten van de motor even met
inspectie van het oliepeil totdat alle motorolie naar de
tank is teruggekeerd, voor een juiste aflezing.
Verversingsinterval: Na de eerste 20 gebruiksuren en
daarna om de 50 gebruiksuren.
Aanbevolen olie: SAE 10W-30 olie met API-classificatie
Klasse SF of hoger (motorolie voor 4-takt automotoren)
Hoeveelheid olie:
Voor model EW1050H: Ca. 0,08 L
Voor model EW1060H: Ca. 0,1 L
1. Verwijder de oliepeilstokdop. (Fig. 10)
Let op dat u de oliepeilstokdop neerlegt op een plaats
waar er geen vuil, stof of ander materiaal op kan
komen.
2. Leg een lap of stuk papier rondom de olievulopening.
3. Na het uitnemen van de oliepeilstokdop kantelt u de
motor en laat u de olie weglopen in een oliepan of
opvangbak.
4. Plaats het apparaat op een vlakke bodem. Giet olie in
de vulopening met een oliespuit of andere geschikte
spuitfles. Vul bij met olie tot die bijna over de rand van
de vulhals stroomt. (Fig. 4)
5. Na het vullen van de tank met olie, brengt u de olie-
peilstokdop weer aan. Draai de oliepeilstokdop stevig
dicht, anders kan die lostrillen, met kans op olielek-
kage.
BOUGIE INSPECTEREN (Fig. 11)
LET OP:
• Raak nooit de bougieaansluiting aan wanneer de motor
loopt (anders kunt u een gevaarlijke elektrische schok
krijgen).
Interval voor onderhoud en inspectie: Dagelijks (elke
10 gebruiksuren)
– Gebruik alleen de bijgeleverde universeelsleutel voor
het verwijderen en weer aanbrengen van de bougie.
– De vonkbrug tussen de twee elektroden van de bou-
gie moet 0,7 – 0,8 mm bedragen.
Als de elektrodenafstand te breed of te smal is, corrigeert
u die dan. Als de bougie aangekoekt of vervuild is, reinigt
u die grondig of vervangt u de bougie.
46
LUCHTFILTER REINIGEN (Fig. 12)
WAARSCHUWING:
• Zet de motor af. Blijf uit de buurt van open vuur.
Als het luchtfilter vuil is, kan dat leiden tot startproble-
men, afnemend vermogen en motorstoringen en kan
het de levensduur van de motor drastisch verkorten.
Houd het luchtfilter steeds goed schoon.
Interval voor onderhoud en inspectie: Dagelijks (elke
10 gebruiksuren)
1. Zet de chokehendel helemaal dicht, zodat er geen
stof of vuil in de carburateur kan komen.
2. Verwijder de bevestigingsbout van het luchtfilterdek-
sel.
3. Trek de onderrand van het deksel los om het luchtfil-
terdeksel te verwijderen.
4. Verwijder het filterelement en reinig het met een sopje
van warm water en een mild wasmiddel, om het
daarna zorgvuldig af te drogen.
5. Breng het filter weer aan volgens de lijnen, zoals aan-
gegeven in de afbeelding.
6. Veeg met een lap alle olie die aankleeft rondom het
luchtfilterdeksel en de ventilatiesleuven weg.
7. Breng na het reinigen het luchtfilterdeksel weer aan
(steek de nok aan de bovenkant eerst in en dan de
onderste nok) en draai dan de bevestigingsbout vast.
BRANDSTOFFILTER REINIGEN
WAARSCHUWING:
• Zet de motor af. Blijf uit de buurt van open vuur. Niet
roken a.u.b.
Interval voor onderhoud en inspectie: Maandelijks
(elke 50 gebruiksuren)
Het brandstoffilter dient om te zorgen dat de brandstof
schoon in de carburateur komt. U dient regelmatig het
brandstoffilter visueel te inspecteren.
1. Open de brandstoftankdop en gebruik een draadhaak
om de zuigkop door de tankopening omhoog te halen.
2. Verwijder de slangklem en trek het brandstoffilter uit
de brandstofleiding.
3. Spoel het brandstoffilter uit met petroleum.
4. Na het uitspoelen monteert u het weer.
5. Als het filter aangekoekt of verstopt is geraakt, ver-
vangt u het door een nieuw.
Vervang het brandstoffilter tenminste eens per kwartaal,
om te zorgen voor een goede brandstoftoevoer naar de
carburateur. Als de brandstoftoevoer onvoldoende wordt,
kan dat startproblemen veroorzaken en het maximale
toerental verminderen.
Na inspectie, reinigen of vervangen, maakt u het brand-
stoffilter weer met de slangklem vast op de brandstoflei-
ding.
Duw het brandstoffilter helemaal naar binnen tot op de
bodem van de brandstoftank. (Fig. 13)
BRANDSTOFLEIDING VERVANGEN (Fig. 14)
WAARSCHUWING:
• Zet de motor af. Blijf uit de buurt van open vuur.