WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel van de bougie af trekken om te voorko-
men dat de motor onverhoeds start.
1. Controleer dat de hoofdaandrijfriem goed is
geïnstalleerd en aan de binnenkant van de
riemgeleidingen loopt.
2. Verwijder de splitpen (1), ring (2) en rem-
veer (3) van de instelbare moer (4).
3. Haal de instelbare moer (4) van de remarm
(5) en de handremgrendel (6) af.
4. Breng het gat in de remarm (5) op één lijn
met het gat in het frame. Voorkom dat de re-
marm (5) gaat bewegen met een 6 mm bout
of metalen pen (7).
5. Trek de koppelingstaaf naar voren totdat hij
niet verder kan. Draai aan de instelbare
moer (4) totdat deze past in het gat in de re-
marm (5).
6. Doe de handremgrendel (6), remarm (5),
remveer (3) en ring weer op de instelbare
moer (4) en maak het geheel vast met de
splitpen (1).
7. Verwijder de 6 mm bout of metalen pen (7).
8. Als de hoofdaandrijfriem nog steeds slipt na-
dat de koppeling is ingesteld, dan is de riem
versleten of beschadigd en moet hij vervan-
gen worden. Zie "Vervangen van de hoofd-
aandrijfriem".
Controleren en instellen van de voetrem
(Figuur 24)
Duw het koppelings/rempedaal geheel in. Trek
de handrem aan. Zet de versnellingshendel in
de neutrale (N) stand. Duw de maaier naar vo-
ren. Als de achterwielen draaien moeten de
remblokken vervangen worden. Stel de voetrem
(1) in als volgt.
1. De rem (1) bevindt zich aan de rechter kant
van de tandwielkast (3).
2. Vergewis u ervan dat de handrem aangetrok-
ken is en de versnellingshendel in de neu-
trale (N) stand staat. Draai de zeskantmoer
(2) met de klok mee totdat de achterwielen
niet meer draaien als u de machine naar vo-
ren duwt.
3. Zet de machine van de handrem af en duw
hem naar voren. Als de wielen niet mee-
draaien, moet u de zeskantmoer (2) tegen
de klok in draaien totdat de wielen gaan
draaien.
4. Trek de handrem aan en duw de machine
weer naar voren. Als de achterwielen niet
draaien is de voetrem (1) goed ingesteld.
Zet de machine van de handrem af.
WAARSCHUWING: Vervang de
remblokken als het niet lukt om de
rem goed in te stellen. De juiste re-
serve onderdelen zijn te verkrijgen via een
erkend service center.
Verwijderen van de accu (Figuur 4)
Om de accu (1) op te laden of te reinigen, moet
u hem als volgt uit de machine halen.
7101898
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u eerst de zwarte
accukabel (8) van de negative (- -)
pool afhalen, voordat u de rode kabel (5)
los maakt.
WAARSCHUWING: De accu bevat
zwavelzuur dat gevaarlijk is voor
huid, ogen en kleding. Als het zuur
op de huid of kleding terecht komt, moet u
het meteen met water spoelen.
1. Verwijder de zwarte accukabel (8) van de
negative (- -) pool.
2. Verwijder de rode accukabel (5) van de po-
sitieve (+) pool (4).
3. Til de accuslede (3) en accu (1) uit de ma-
chine.
Opladen van de accu (Figuur 4)
WAARSCHUWING: Zorg dat er
geen vonken kunnen optreden in
de buurt van een accu die wordt
opgeladen en rook niet. De dampen van het
accuzuur kunnen een explosie veroorza-
ken.
1. Haal de accu (1) uit de machine om hem op
te laden.
2. Gebruik een 12 volt acculader. Laad de accu
(1) op gedurende één uur met 6 Ampère.
3. Plaats de accu (1) terug in de machine.
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u eerst de rode
kabel (5) vast maken aan de posi-
tieve pool (+), voordat u de zwarte accuka-
bel vast maakt.
4. Maak de rode kabel (5) vast aan de posi-
tieve (+) pool (4) met de bevestigingsmater-
ialen, zoals aangegeven.
5. Maak de zwarte kabel (8) vast aan de nega-
tieve (- -) pool met de bevestigingsmateria-
len, zoals aangegeven.
Horizontaal stellen van de
maaibehuizing (Figuur 25 en Figuur 26)
Als de maaibehuizing horizontaal staat, zal het
mes beter snijden en het gazon er beter uitzien.
WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel van de bougie af trekken om te voorko-
men dat de motor onverhoeds start.
1. Zorg ervoor dat de machine op een hard, ho-
rizontaal oppervlak staat.
2. Controleer de bandenspanning. Als de ban-
denspanning onjuist is zal de maaibehuizing
niet egaal maaien. De juiste bandenspanning
is: voor 0,97 BAR (14 PSI), achter 0,69 BAR
(10 PSI).
3. (Figuur 25) Zet de hoogte-instellingshen-
del(1) in de onderste stand (2).
57
WAARSCHUWING: De hoogte-
instellingshendel (3) is verbonden
met een veer. Zorg ervoor dat de
hoogte-instellingshendel (1) vergrendeld is
in de onderste stand (2).
4. (Figuur 26) Maak de linker en rechter instel-
moeren (1) los. Duw op beide zijden van de
maaibehuizing. Zorg ervoor dat beide kanten
van de maaibehuizing zich op een horizon-
taal oppervlak bevinden. Zorg er eveneens
voor dat de hefbouten (2) los zitten en ge-
makkelijk omhoog en omlaag kunnen glijden.
5. Druk op de instelknoppen (1) en de hef-
bouten (2). Draai de linker en rechter in-
stelknop (1) stevig aan. Gebruik eventueel
een sleutel om de instelknoppen (1) aan te
draaien.
6. (Figuur 25) Breng de hoogte-instellings-
hendel (1) omhoog.
7. Maai een kort stuk. Voer de bovenstaande
stappen opnieuw uit, als de hoogte of snede
niet egaal is.
Smeren van de machine (Figuur 27)
Modellen met smeernippels:
smeer met een vetpistool.
Breng vet aan met een borstel
op de aangegeven plekken.
Smeer met motorolie op de
aangegeven plekken.
OPMERKING: Smeer de koppelingen van de
stuurstang.
LET OP! Als de machine wordt gebruikt in
droge gebieden met zand, moet u een droge
grafietspray gebruiken om de machine te
smeren.
Controleren van de banden
Controleer de bandenspanning. De machine zal
schokkerig rijden als de druk in de banden te
hoog is. Als de bandenspanning onjuist is zal de
maaibehuizing niet egaal maaien. De juiste ban-
denspanning is: voor 0,97 BAR (14 PSI), achter
0,69 BAR (10 PSI).
Vervangen van de hoofdaandrijfriem
1. Verwijder de maaibehuizing. Zie de aanwij-
zingen onder "Verwijderen van de maaibe-
huizing".
2. Trap het pedaal geheel in en trek de hand-
rem aan.
3. (Figuur 28) Verwijder de geleidingsschijf
(1).
4. (Figuur 29) Verwijderd e accu en accuslede
om bij de hoofdaandrijfriemgeleidingen (1)
te kunnen komen. Zie "Verwijderen van de
accu".
5. Maak de hoofdaandrijfriemgeleidingen (1)
bij de aandrijfschijf (2) los.
6. (Figuur 28) Haal de hoofdaandrijfriem (3)
van de aandrijfschijf (4) af.
7. (Figuur 30) Verwijder de instelmoer (2) van
de versnellingsbeugel (3).
8. (Figuur 31) Verwijder de hoofdaandrijfriem
(1) van de stapelschijf (2) door het voorste
gedeelte van de riem onder de stapelschijf
(2) te trekken en dan terug tussen de sta-
pelschijf en de stuurplaat (3).
nl