(vertaald uit het Italiaans)
11.1
PLAATSING, CONFIGURATIES EN ACCESSOIRES
LET OP
LET OP
11.2
OVERWEGINGEN OVER DE TOEVOERLEIDINGEN
INVLOEDEN
OP HET
DEBIET
HOE DE
INVLOEDEN
OP HET DE-
BIET TE VER-
MINDEREN
KENMERKEN
VAN DE TOE-
VOERLEIDIN-
GEN
Deze handleiding is eigendom van PIUSI S.p.A. – Elke verveelvoudiging, ook gedeeltelijk, is verboden.
De tank waarin de pomp is geïnstalleerd, moet voldoende geventileerd
zijn volgens de installatievoorschriften van de fabrikant. De door de
tankfabrikant verstrekte montage-instructies moeten worden toegepast.
Zorg ervoor dat de tank vrij is van zand, vuil of andere verontreinigingen.
Zorg ervoor dat de verlengstukken gerealiseerd zijn met een veilig en
waterdicht systeem.
Als algemene elektrische veiligheidsnorm wordt aanbevolen de inrichting
altijd te voeden via een leiding die beveiligd is met:
- Scheidings-/veiligheidsschakelaar met een stroomsterkte die geschikt is
voor de elektrische leiding
- Differentieelschakelaar van 30 mA
De elektrische aansluiting moet een aardlekschakelaar (ALS) hebben.
Zorg ervoor dat de pomp niet droogloopt.
Controleer tijdens de installatie en vervolgens periodiek of de aarding
conform de geldende normen is.
Om vervorming en breuk te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de
leidingen geen overmatige kracht uitoefenen op de toevoeropening van
de pomp.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de nodige leiding-
accessoires te leveren voor een veilige en correcte werking van de pomp.
De keuze van accessoires die ongeschikt zijn voor gebruik, overeenkomstig
hetgeen eerder is vermeld, kan schade/letsel aan de pomp en/of personen
veroorzaken en kan verontreinigen.
Om de prestaties te maximaliseren en schade te voorkomen die de wer-
king van de pomp kan beïnvloeden, dient u originele accessoires te vragen.
De lengte en diameter van de leiding, het debiet van de te leveren vloeistof
en de geïnstalleerde accessoires kunnen een hogere tegendruk creëren dan
de voorziene maximale druk.
Dit veroorzaakt de tussenkomst van de mechanische regeling (drukregelaar)
van de pomp, wat een vermindering van het debiet tot gevolg heeft.
Om deze problemen te vermijden, is het noodzakelijk om de weerstanden van
het systeem te verminderen door gebruik te maken van leidingen met een
kortere en/of grotere diameter en leidingaccessoires met lage weerstanden
(bijv. een automatisch pistool voor hogere debieten).
Tussen de tank en het vulpunt moet een filter worden geïnstalleerd. Het filter
moet zo zijn gedimensioneerd dat de AUS32-vloeistof (DEF, AdBlue®) voldoet
aan de vereisten van ISO 22241 en geen vuil doorlaat dat de verstuivers van
het voertuig kan verstoppen.
De toevoerleiding moet de volgende technische kenmerken hebben:
- aanbevolen nominale minimumdiameters: 3/4" (DN20)
Gebruik alleen een slang met een cilindrische buitendraad. Gebruik geen
conische buitendraad om schade aan de verbindingen te voorkomen.
ELEKTRISCHE DOMPELPOMP
103
103 /112
/124