UltraHeat
De netvoedingskabel mag niet aan de rookgasafvoer-
buis van de verwarming, aan het huis of aan de war-
meluchtbuizen worden bevestigd, noch deze aanraken
(minimumafstand: 5 cm).
1
2
Afb. 21
Zo nodig kan de netvoedingskabel naar achteren
(Afb. 21-3) of naar opzij (Afb. 21-2) uit de besturingseen-
heid worden geleid.
Schroef het deksel van de besturingseenheid met
een kruiskopschroevendraaier (Afb. 21-1) open.
Leg de kabel op de gewenste wijze door de
besturingseenheid.
Schroef het deksel van de besturingseenheid weer
dicht. De trekontlasting van de kabel wordt via het
deksel gemaakt.
Maak de elektrische installatie volgens de hierboven
vermelde specificaties en zet de netvoedingskabel
met kabelklemmen vast. Let daarbij op een zorgvul-
dige aansluiting met de juiste kabelkleuren.
Herstel de elektrische veiligheid in het voertuig
(verdeeldozen / kabelgoten sluiten, afdekkingen
aanbrengen).
Controleer de elektrische installatie (aarddraad PE,
isolatie, aardlekschakelaar FI checken).
30090-00230 · 00 · 06/2021
4.8
Afb. 22
3
4.8.1 Gaskeuring
Alvorens de installatie de eerste keer in gebruik te ne-
men, moeten de verwarming zelf, de rookgasafvoer en
de gasdichtheid van de totale gasinstallatie (volgens
de drukverliesmethode) door een geschoold technicus
worden gecontroleerd.
4.8.2 Controle op de goede werking
4.8.3 Documenten
Afrondende werkzaamheden
Vervang een vrije afdekdop in het deksel van de
S-verwarming door de afdekdop met het opschrift
„UltraHeat 230 V"(Afb. 22).
Controleer de gasinstallatie.
Stel de UltraHeat in bedrijf (zie gebruiksaanwijzing
Inbedrijfstelling).
Controleer alle functies van de S-verwarming en de
UltraHeat volgens de gebruiksaanwijzingen.
Overhandig de gebruiksaanwijzing aan de gebruiker
of de houder van het voertuig.
UltraHeat inbouwen
Ultraheat 230 V
NL
51