• De parallelaanslag (7) kan op beide zijden van de
zaagtafel (1) worden gemonteerd.
• Met hulp van de schaalverdeling (38) op de zaag-
tafel (1) kan de parallelaanslag (7) op de gewenste
maat worden ingesteld.
• De beide vergrendelknoppen (15) aanhalen om de
parallelaanslag (7) te bevestigen.
• Maak een testsnede voor het meten van de breedte,
voordat u het eigenlijke werkstuk zaagt. Zo voorkomt
u onnauwkeurigheden van de schaalverdeling of de
instelling.
9.4.4 Aanslaglengte instellen (afb. 15, 17)
Om het vastklemmen van het snijmateriaal te vermij-
den, kan de aanslagrail (17) in de lengterichting worden
verschoven.
Vuistregel: Het achterste einde van de aanslag stoot
tegen een bedachte lijn, die ongeveer bij het midden
van het zaagblad begint en onder een hoek van 45°
naar achteren verloopt.
1.
Benodigde zaagbreedte instellen.
2.
Schroeven (16a) losdraaien en de aanslagrail (17)
zo ver naar voren schuiven, totdat de bedachte
45°-lijn wordt geraakt.
3.
Schroeven (16a) weer aanhalen.
9.5 Gebruik van de dwarsaanslag (afb. 18)
Bij het zagen moet de dwarsaanslag (2) met de aan-
slagrail (17) vanuit de parallelaanslag (7) worden ver-
lengd (afb. 18).
9.5.1 Dwarsaanslag verlengen
1.
De aanslagrail (17) van de parallelaanslag (7) ver-
wijderen. Hiertoe de schroeven (16a) losdraaien
en de aanslagrail (17) van de houder (16) loshalen.
2.
De hamerkopbouten langs de groef in de aanslag-
rail (17) schuiven.
3.
De aanslagrail (17) met behulp van de kartel-
schroeven (18) op de dwarsaanslag (2) bevesti-
gen.
LET OP: Aanslagrail niet te ver naar het zaagblad toe
schuiven. De afstand tussen aanslagrail (17) en zaag-
blad (5) moet ca. 2 cm bedragen.
10. Bedrijf
Werkinstructies
• Na elke nieuwe afstelling is het aan te raden een
proefsnede uit te voeren om de afgestelde afmetin-
gen te controleren.
• Na het aanzetten van de zaag wachten tot het zaag-
blad zijn maximumtoerental heeft bereikt voordat u
de snede uitvoert.
• Let op bij het insnijden!
• Gebruik het toestel alleen met afzuiging.
• Controleer en reinig regelmatig de afzuigkanalen.
10.1 Uitvoeren van langssneden (afb. 19)
Hierbij wordt een werkstuk in lengterichting doorsne-
den. Eén kant van het werkstuk wordt tegen de pa-
rallelaanslag (7) geduwd terwijl de vlakke zijde op de
zaagtafel (1) ligt.
De zaagbladafdekking (4) moet altijd op het werkstuk
worden neergelaten. De werkstand tijdens het zagen
in lengterichting mag nooit in één lijn met het verloop
van de snede zijn.
1.
Parallelaanslag (7) afstellen naargelang van de
hoogte van het werkstuk en de gewenste breedte
(zie 9.4).
2.
Zaag aanzetten.
3.
Handen met gesloten vingers plat op het werkstuk
leggen en het werkstuk langs de parallelaanslag
(7) het zaagblad (5) in schuiven.
4.
Met de linker of rechter hand (naargelang de po-
sitie van de parallelaanslag) zijdelings geleiden,-
maar enkel tot de voorkant van de zaagbladafdek-
king (4).
5.
Werkstuk steeds tot het einde van het spouwmes
(3) doorschuiven.
6.
De snijafval blijft op de zaagtafel (1) liggen tot het
zaagblad (5) opnieuw tot stilstand is gekomen.
7.
Lange werkstukken aan het einde van het snijden
beveiligen tegen neerkantelen! (b.v. afrolstan-
daard etc.).
LET OP: De parallelaanslag moet parallel ten opzichte
van het zaagblad worden ingesteld (zie 8.7). Contro-
leer de uitlijning en controleer regelmatig en vooral tij-
dens het gebruik evenals bij langdurig buiten gebruik,
dat de parallelaanslag vastzit. Haal de schroef weer
aan en stel de parallelaanslag in (zie 9.4.3), indien no-
dig. Door trillingen kunnen schroeven loskomen en kan
de parallelaanslag worden verschoven.
www.scheppach.com
NL | 91