3. plaats de accu (Afb. 23.A) in zijn
huizing in de acculader (Afb. 23.B);
4. verbind de acculader (Afb. 23.C)
aan een stopcontact, met een
spanning die overeenstemt met wat
aangegeven is op het plaatje.
5. Laad de accu volledig op en volg hierbij
de aanwijzingen die in het instructieboekje
van de accu /acculader aangegeven zijn.
OPMERKING De accu is voorzien van
een bescherming die de herlading ervan
verhindert indien de omgevingstemperatuur
niet tussen 0 en +45°C is.
OPMERKING De accu kan op eender
welk moment, ook gedeeltelijk, opgeladen
worden, zonder risico op beschadiging.
7.2.3
Hermontage van de accu
op de machine.
Na volledig opladen:
1. Verwijder de accu (Afb. 24.A) in zijn huizing
in de acculader (Afb. 24.B) (zorg ervoor dat
u het apparaat na het opladen niet meer
lang tijd aan de oplader verbonden blijft);
2. ontkoppel de acculader (Afb. 24.C)
van het elektrisch netwerk;
3. plaats de batterij in de daarvoor bestemde
behuizing op de machine (Afb. 17.B)
of in een van de behuizingen van de
accurugzak (Afb. 12) (indien voorzien);
4. duw de accu aan tot u een "klik" hoort die
aangeeft dat de accu op zijn positie vast
zit en het elektrisch contact verzekerd is.
7.3
BIJVULLEN OLIERESERVOIR KETTING
BELANGRIJK Gebruik alleen olie die
specifiek bestemd is voor kettingzagen of
hechtolie voor kettingzagen. Gebruik geen
olie die onzuiverheden bevat, om de filter
van het reservoir niet te verstoppen en de
oliepomp niet onherroepelijk te beschadigen.
Het gebruik van een olie van goede kwaliteit is
van fundamenteel belang voor een efficiënte
smering van de snij-inrichtingen; een vuile
olie of olie van slechte kwaliteit zal de smering
in het gedrang brengen en de levensduur
van de ketting en het blad verkorten.
BELANGRIJK Zet de ketting nooit in werking
zonder voldoende olie, aangezien dit de Snoei-
inrichting zou kunnen beschadigen en de
veiligheid in het gedrang zou kunnen brengen.
Indien het oliepeil gedaald is, moet
men als volgt bijvullen:
1. De dop van de olietank losdraaien
en verwijderen (Afb. 25.A).
2. Olie in het reservoir gieten en het peil
controleren aan de hand van de daarvoor
voorziene indicator (Afb. 25.B).
3. Zich ervan verzekeren dat er geen vuil in
het oliereservoir komt tijdens het bijvullen.
4. De dop van de olie weer
plaatsen en vastdraaien.
7.4
REINIGING
7.4.1
Reiniging van de machine
en van de motor
Na het werken, wordt de machine
zorgvuldig vrijgemaakt van stof en vuil.
• Houd de machine, en in het bijzonder de motor
vrij van resten bladeren, takken of teveel vet, om
het risico op brand tot een minimum te herleiden.
• Reinig de machine steeds na gebruik
met een schone en met een neutraal
reinigingsmiddel bevochtigd doek,
• Verwijder alle sporen van vochtigheid met
een zachte en droge doek. Vochtigheid
kan leiden tot risico op elektrocutie.
• Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen
of oplosmiddelen om de plastic delen
of de handgrepen te reinigen.
• Gebruik geen waterstralen en vermijd de motor
en de elektrische onderdelen nat te maken.
• Om oververhitting en schade aan de motor
of aan de accu te vermijden, moet men zich
er steeds van verzekeren dat de zuigroosters
van de koellucht schoon en vrij van afval zijn.
7.4.2
Reiniging van de ketting
Verwijder, na ieder gebruik, alle sporen van
zaagsel of olieresten van de ketting.
Indien de ketting erg bevuild is of indien er veel hars
op aanwezig is, dient men de ketting te demonteren
en deze gedurende enkele uren in een houder te
leggen met een bijzonder reinigingsmiddel. Spoel
hem vervolgens af in schoon water en behandel
hem met een geschikte anticorrosie-spray, vooraleer
hem weer op de machine te monteren.
7.5
VERGRENDELELEMENT KETTING
Controleer de condities van het vergrendelelement
van de ketting voor ieder gebruik (Afb. 1.I) en herstel
de pin indien deze beschadigd is.
NL - 15