CAM35-2.0
• Gebruik bij het werken aan de volgende kabels alleen geïsoleerde kabelschoenen, stekkers en lip-
hulzen:
– 30 (directe ingang van accupluspool)
– 15 (geschakelde plus, achter accu)
– 31 (retourleiding vanaf accu, massa)
– 58 (achteruitrijlicht)
Gebruik geen porseleinen kabelverbindingen.
• Gebruik een krimptang voor het verbinden van de kabels.
• Schroef de kabel bij het aansluiten van kabel 31 (massa).
– Schroef de kabel vast met behulp van een kabelschoen en een borgring op een van de massa-
bouten van het voertuig of
– Schroef de kabel op het metalen plaatlichaam met een kabelschoen en een zelftappende
schroef.
Zorg voor een goede massaverbinding.
• Wanneer de accu is losgekoppeld, gaan alle gegevens in het vluchtige geheugen verloren. Gege-
vens moeten dan worden gereset. Volg in dit geval de instructies van de voertuigfabrikant. De
instructies voor deze instellingen kunt u terugvinden in de gebruikershandleiding.
• Gebruik voor het controleren van de spanning in elektrische kabels alleen een diodetestlamp of
een voltmeter.
Testlampen met een lampbehuizing gebruiken te veel stroom, wat de elektronica in het voertuig
kan beschadigen.
• Let bij het maken van elektrische verbindingen op het volgende:
– ze zijn niet geknikt of verdraaid
– ze schuren niet langs randen
– ze zijn niet zonder bescherming door openingen met scherpe kanten gelegd.
• Isoleer alle verbindingen en aansluitingen.
• Bescherm de kabels tegen mechanische spanning met behulp van kabelbinders of isolatietape, bij-
voorbeeld door ze aan al bestaande kabels te bevestigen.
• Volg de installatie- en gebruikshandleiding voor de monitor op.
• Open de camera niet.
• Trek niet aan de kabels.
• Stel de kabels niet bloot aan oplosmiddelen zoals benzeen gedurende lange periodes.
• Gebruik de camera's niet onder water.
• Plaats de kabels ver genoeg uit de buurt van warme en bewegende voertuigonderdelen (uitlaatpij-
pen, aandrijfassen voor uitlaatpijpen, aandrijfassen, blazers en verwarmingstoestellen, enz.).
NL
Veiligheidsaanwijzingen
63