NL
4. Installatie-instructies
4.1
Voorbereidingen
1. Pomp uitpakken en op beschadigingen con-
troleren
2. Verpakkingsmateriaal naar recycling brengen
3. Inlaat- en uitlaatopening op vreemde voorwer-
pen of verpakkingsmateriaal controleren en,
indien nodig, verwijderen.
4.2
Montagelocatie
De pomp kan locatieonafhankelijk worden gemon-
teerd.
4.3
Dimensionering van het systeem
4.3.1
Drukzijde
Elk leidingsysteem heeft een karakteristiek sys-
teemkenmerk dat het drukverlies afhankelijk van
het debiet aangeeft. Van invoed op de karakteris-
tiek en daardoor op het debiet zijn:
•
transporthoogte
•
kabellengte en -diameter
•
toestand en gemonteerde accessoires
i
Belangrijk!
De prestaties van de pomp moeten over-
eenkomen met de karakteristieken van
de installatie.
Als het systeem meer druk dan de pomp kan gene-
reren, vermindert het pompopvoervermogen zich
tot nul.
Verlaag in dit geval de drukverliezen van de instal-
latie door:
•
kortere leidingen,
•
accessoires met minder drukverliezen
(minder bogen, armaturen, vernauwingen)
•
reductie van de transporthoogte
4.3.2
Aanzuigkant
De vierkante geperforeerde zeefkap moet zich
onder de vloeistofspiegel bevinden.
86
5. Elektrische aansluiting pomp (12
V DC)
5.1
Aansluiting via accupooltangen
4 m lange aansluitkabel met pooltangen en snoer-
schakelaar op een geschikte gelijkspanningsbron
aansluiten (zie technische gegevens, hoofdstuk 3
en typeplaatje):
•
zwart:
minpool (-)
•
rood:
pluspool (+)
i
Belangrijk!
Platte insteekzekering conform DIN
72581/3C bevindt zich in de zwarte hou-
der aan de aansluitkabel.
platte insteekzekering conform DIN
:
:
72581/3C
pooltang rood (+)
;
;
pooltang zwart (-)
<
<
5.2
Aansluiting direct op een
gelijkspanningsbron
Aansluitkabel
•
Blauw:
minpool (-)
•
Bruin:
pluspool (+)
Technische gegevens, hoofdstuk 3 en het type-
plaatje in acht nemen. Bij directe aansluiting op
een netvoeding moet deze over een eigen UIT-/
AAN-schakelaar beschikken.
netvoeding