Adressering van de module
Stel het apparaatadres in met behulp van de DIP-switch. Het
adresbereik is 001-128.
Het apparaatadres is de som van de schakelaars in de AAN-
positie, zoals hieronder weergegeven.
Melderadres 008
Statusmeldingen
De status van het apparaat wordt aangegeven door de
statusled (afbeelding 1, item 3), zoals weergegeven in
onderstaande tabel.
Tabel 3: Apparaatstatusled-indicaties
Status
Isolator is actief
Apparaatstoring
Testmodus
Apparaat gelokaliseerd [1]
Bezig met communiceren [2]
[1] Geeft een actieve opdracht Apparaat lokaliseren van de
centrale aan.
[2] Deze indicatie kan worden uitgeschakeld via de centrale of de
toepassing Configuration Utility.
De status van de uitgang wordt aangegeven door de
uitgangsstatusled (afbeelding 1, item 7), zoals weergegeven in
onderstaande tabel.
Tabel 4: Uitgangsstatusled-indicaties
Status
Actief
Testmodus [1]
Actief
Storing
Normaal
Geselecteerd voor test [2]
Activering testen
[1] Deze indicaties zijn alleen zichtbaar als de module in de
testmodus staat.
[2] Niet geactiveerd.
P/N 12-0201-501-4004-01 • ISS 21NOV23
Melderadres 112
Indicatie
Continu gele led
Knipperende gele led
Snel knipperende rode led
Continu groene led
Knipperende groene led
Indicatie
Knipperende rode led (knippert alleen
bij peiling, elke 15 seconden)
Continu rode led
Continu gele led
Continu groene led
Langzaam knipperende groene led
Langzaam knipperende rode led
Onderhoud en testen
Onderhoud en reiniging
Het basisonderhoud bestaat uit een jaarlijkse inspectie. Wijzig
nooit de interne bedrading of circuits.
Maak de buitenkant van de module schoon met een vochtige
doek.
Testen
Test de module zoals hieronder beschreven.
Zie Afbeelding 1 voor de locatie van de testknop (T), de
apparaatstatusled en de uitgangsstatusled. Zie Tabel 3 en
Tabel 4 voor statusled-indicaties.
Om de test uit te voeren:
1.
Houd de testknop (T) minimaal 3 seconden ingedrukt
(lang indrukken) totdat de apparaatstatusled rood knippert
(snel knipperend) en laat vervolgens de knop los.
De module switcht naar de testmodus.
De apparaatstatusled knippert rood gedurende de duur
van de test.
De uitgangsstatusled geeft de uitgangsstatus aan bij het
openen van de testmodus: normaal (continu groen), actief
(continu rood) of fout (continu geel). De uitvoer kan in elk
van deze statussen worden getest.
2.
Druk nogmaals op de testknop (T) (kort indrukken).
Als de uitgangsstatus niet is geactiveerd, knippert de
uitgangsstatusled groen.
Als de uitgangsstatus is geactiveerd, knippert de
uitgangsstatusled rood.
3.
Druk nogmaals op de Testknop (T) (kort indrukken) om de
test te starten.
Als de uitgangsstatus in stap 2 (hierboven) niet is
geactiveerd, knippert de uitgangsstatusled rood.
Als de uitgangsstatus in stap 2 (hierboven) is geactiveerd,
knippert de uitgangsstatusled groen.
Controleer of alle aangesloten apparaten of apparatuur
correct werken.
Druk nogmaals op de testknop (T) om de relaisstatus
indien nodig opnieuw te schakelen.
4.
Om de test te stoppen en de testmodus te verlaten, houdt
u de testknop (T) opnieuw minimaal 3 seconden ingedrukt
(lang indrukken).
De module verlaat de test automatisch na 5 minuten als
de Testknop (T) niet wordt ingedrukt.
Na de test keert de uitgang terug naar de oorspronkelijke staat.
Opmerking:
De module verlaat de testmodus automatisch als
de centrale een commando verzendt om het relais te
schakelen (bijvoorbeeld een alarmcommando) of als de
centrale wordt gereset.
17 / 28