In het display wordt de bij de ingestelde parameters geldende afstand aangege-
ven. Door het veranderen van de diafragmawaarde of het deelvermogen kan
de waarde van de afstand tot het onderwerp worden aangepast.
Het instellen:
F 4.0
• Druk zo vaak op de toets
MZoom 24
4,6 m
P1/1
het display de gewenste flitsparameter (P= met de
Para
–
+
hand in te stellen deelvermogen) wordt aangegeven.
• Stel met de
in. De instelling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets
normale weergave terug. Als u niet op de toets
2.1 m
P1/32
drukt, schakelt het display na ong. 5 sec. naar de
+
Para
–
normale weergave terug.
☞
De hulpreflector wordt in de stroboscoopfunctie niet ondersteund.
Ook als de hulpreflector in het Selectmenu geactiveerd werd, flitst hij in
de stroboscoopfunctie niet mee! In het display wordt het symbool voor de
hulpreflector
dan ook niet aangegeven!
Para
(parameter), dat in
+
–
en
toetsen de gewenste waarde
. Het display schakelt naar de
5.9 Spot-Beam-functie
In de Spot-Beam-functie kan, bij een lage omgevingshelderheid, scherpstelling
op het onderwerp met behulp van de AF-meetflits plaatsvinden, ook zonder dat
er bij de opname een flits wordt ontstoken.
In de Spot-Beam-functie verschijnt in de zoeker van de camera geen aandui-
ding van flitsparaatheid en geen belichtingscontrole. De camera wordt niet
omgeschakeld naar de flitssynchronisatietijd en gedraagt zich alsof er geen flit-
ser op aangesloten is.
☞
De Spot-Beam-functie wordt slechts uitgevoerd als de flitser ingeschakeld
en opgeladen is. (Let op de aanduiding van de flitsparaatheid op de flit-
ser zelf!)
Als u op de ontspanknop op de camera drukt wordt geen flits ontstoken! Let op
de aanwijzingen ten aanzien van de AF-meetflits in hoofdstuk 18.
6 Flitsparameters (menu 'Parameter')
Voor het correct functioneren van de flitser is het noodzakelijk dat de verschil-
lende flitsparameters, zoals bijv. de zoomstand van de hoofdreflector, diafrag-
mawaarde, lichtgevoeligheid ISO enz. aan de instellingen op de camera wor-
den aangepast.
Voor de automatische aanpassing van de flitsparameters moet de combinatie
van camera en flitser gemonteerd en ingeschakeld zijn. Bovendien moet er een
uitwisseling van gegevens tussen camera en flitser hebben plaatsgevonden. Tip
daartoe even de ontspanknop op de camera aan. In het display wordt de maxi-
male reikwijdte, overeenkomstig de ingestelde flitsparameters aangegeven.
83