Locatie
• Het apparaat moet op een stevige vloer worden geplaatst om
lawaai en trillingen tot een minimum te beperken.
• Het apparaat moet binnen het bereik van een juist geaard
stopcontact worden geplaatst en de afvoeruitlaat (aan de
achterkant van het apparaat) moet toegankelijk zijn.
• Plaats nooit obstakels rond de luchtinlaat of -uitlaat van het
apparaat.
• Laat minstens 30 cm ruimte vrij vanaf de muur met een raam voor
efficiënte airconditioningprestaties. De horizontale luchtgleuven
moeten minstens 50 cm van obstakels verwijderd zijn.
De uitlaatslang installeren
De afvoerslang en aansluiting moeten op het apparaat worden
geïnstalleerd of van het apparaat worden verwijderd overeenkomstig
de manier waarop het wordt gebruikt:
Voor koelen : modus: De afvoerslang en aansluiting moeten op het
apparaat worden aangesloten.
Voor ventilator
moeten van het apparaat worden ontkoppeld.
1. Bevestig de uitlaataansluiting aan het ene uiteinde van de
uitlaatslang.
INSTALLATIE
of droge
modus: De afvoerslang en aansluiting
65