5. Druk op
6.
- druk hierop om de
verwarmingsfunctie uit te schakelen.
7. Schakel het apparaat uit.
6.3 Instelling: Magnetronfuncties
1. Verwijder alle accessoires en zet het
apparaat aan.
2. Plaats de glazen bodemplaat van de
magnetron.
3. Druk op het symbool van de
verwarmingsfunctie om het submenu te
openen.
4. Selecteer de
magnetronverwarmingsfunctie en druk op
.
5. Stel het magnetronvermogen in. Druk op
.
6. Druk op
7.
- druk hierop om de
verwarmingsfunctie uit te schakelen.
8. Schakel het apparaat uit.
De maximale tijd van de magnetronfuncties is
afhankelijk van het door jou ingestelde
magnetronvermogen:
Magnetronvermogen
(W)
100 - 600
> 600
Als u de deur opent, stopt de functie. Om
het weer te starten, drukt u op
6.4 Instelling:
Combimagnetronfuncties
Hetelucht + magnetron Boven- en
onderwarmte + magnetron
1. Het apparaat inschakelen. Op het display
verschijnt de standaard
verwarmingsfunctie en de temperatuur.
2. Druk op het symbool van de
verwarmingsfunctie
te openen.
56
NEDERLANDS
.
.
Maximumtijd
(min)
59:99
7
.
om het submenu
3. Schuif naar de Combimagnetronfuncties,
selecteer Hetelucht + magnetron of
Boven- en onderwarmte + magnetron .
Druk op
. Het display toont de
temperatuur.
4. Stel de temperatuur in. Druk op
5. Druk op: W. Op het display verschijnen
de instellingen van het
magnetronvermogen.
6. Stel het magnetronvermogen in. Druk op
.
7. Druk op
8.
- druk hierop om de
verwarmingsfunctie uit te schakelen.
9. Schakel het apparaat uit.
6.5 Instellen: Magnetron snel
starten
De magnetron kan op elk moment worden
ingeschakeld met: Magnetron snel starten
1. Houd
ingedrukt. De magnetron werkt
30 sec met het maximale vermogen.
2. Druk op de bedrijfstijdwaarde of druk op
+30 s om de bereidingstijd te verlengen.
6.6 Menu
Druk op
om het menu te openen.
Menu-item
Kook- En Bakassistent
Favorieten
Opties
Instellingen
Aansluitin‐
gen
Instelling
Service
.
.
Toepassing
Toont overzicht van de
automatische program‐
ma's.
Geeft een overzicht van
de favoriete instellingen.
Om de apparaatconfigu‐
ratie in te stellen.
Om de netwerkconfigu‐
ratie in te stellen.
Om de apparaatconfigu‐
ratie in te stellen.
Toont de softwareversie
en -configuratie.