Storingen en oplossingen
1.
De vacuümpomp wordt door de motorbeveiligingsschakelaar
1.1
Netspanning/frequentie komt niet overeen met die van de
1.2
De aansluiting van de kabels is niet
1.3
De motorbeveiligingsschakelaar in niet goed
1.4
De motorbeveiligingsschakelaar schakelt te snel
Oplossing: het toepassen van een motorbeveiligingsschakelaar met een belastingsafhankelijke afschakelvertraging, die de kortstondige
overbelasting tijdens het starten overbrugt. (uitvoering met kortsluit- of overbelastingsafschakeling volgens VDE 0660 deel 2 resp. IEC
1.5
De pomptemperatuur is te
1.6
De smeerolie heeft een te hoge
1.7
De olienevelfilters zijn
vervuild.
1.8
De tegendruk van de uitblaaslucht is te
1.9
Bij een continue bedrijf > 200 mabr (abs.).
Oplossing: een grotere motor
2.
De capaciteit is te
gering:
2.1
Het aanzuigfilter is
verontreinigd.
2.2
De zuigleiding is te lang of heeft een te kleine
3.
Einddruk (max. vacuüm) wordt niet
3.1
Lekkage in het systeem of aan de zuigzijde van de
3.2
Verkeerde
olieviscositeit.
4.
Vacuümpomp wordt te
heet:
4.1
De omgevingstemperatuur of de aanzuigtemperatuur is te
4.2
De koelluchtstroom wordt
4.3
Zie verder punt 1.6, 1.7 en
5.
De uitgeblazen lucht bevat zichtbaar
5.1
De olienevelfilterparonen zijn niet goed
5.2
Er wordt een niet geschikte olie
5.3
Zie verder 1.7, 1.8, 4.1 en
6.
De vacuümpomp veroorzaakt een abnormaal
Opmerking: een ratelend geluid tijdens een koude start is normaal en dient bij een stijgende pomptemperatuur na 2 minuten te
6.1
Het pomphuis is versleten
Oplossing: reparatie door de
6.2
Het vacuümregelventiel (indien aanwezig) trilt. Oplossing: ventiel
6.3
Lamellen zijn
beschadigd.
6.4
Zie verder 1.5 en
1.6.
7.
Water in de
smeerolie:
7.1
Pomp zuigt water
aan.
Oplossing: waterafscheider voor de pomp
7.2
De pomp zuigt meer waterdamp aan dan overeenkomstig de
Oplossing: Overleg met de leverancier over een versterkte
7.3
De pomp werkt slechts kortstondig en bereikt daarbij niet zijn
Oplossing: de pomp na het aanzuigen van waterdamp net zo lang met een gesloten aanzuigklep te laten draaien tot al het water uit de olie
verdampt
is.
Opmerkingen:
Reparatiewerkzaamheden: Bij reparatiewerkzaamheden ter plaatse dient de elektromotor door een erkende installateur van het net te worden
losgekoppeld, zodat een onverhoedse start voorkomen wordt. Voor het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden adviseren wij u deze door de
leverancier te laten uitvoeren, in het bijzonder wanneer het om garantie gevallen gaat. Na een reparatie resp. voor het weer in bedrijf nemen dient
men de onder „installatie" en „in bedrijfname" beschreven adviezen op te
Transport: Voor het verplaatsen en transporteren van de vacuümpomp is deze voorzien van een hijsoog aan het pomphuis en het motorhuis,
indien deze laatste ontbreekt, de motor middels een hijsband ondersteunen tijdens het hijsen.
Voor de gewichten zie onderstaande
Opslag: De vacuümpomp dient in een
droge omgeving met een normale lucht-
vochtigheid te worden opgeslagen. Bij
een langere tijd (langer dan 3 maanden)
adviseren wij de pomp met een conser-
veringsmiddel in plaats van de olie op te
slaan.
Afvoer: De slijtdelen (welke in de
onderdelenlijst als zodanig weergege-
ven) vallen niet onder normaal afval en
dienen volgens de geldende regels te
worden
afgevoerd.
Onderdelenlijst:
E 231 ➝ VC 50 - VC 150
juist.
ingesteld.
uit.
koud.
viscositeit.
hoog.
monteren.
diameter.
bereikt:
pomp.
gehinderd.
1.8.
oliedeeltjes:
gemonteerd.
gebruikt.
4.2.
geluid:
(wasbord).
leverancier.
tabel.
VC
Geluidsniveau (max.)
Gewicht (max.)
Lengte
Breedt
Hoogte
Olievulling
uitgeschakeld:
elektromotor.
hoog.
vervangen.
monteren.
waterdampverdragelijkheid.
gasballastventiel.
bedrijfstemperatuur.
volgen.
50
50 Hz
66
dB(A)
60 Hz
70
50 Hz
57
kg
60 Hz
57
50 Hz
585,5
mm
60 Hz
585,5
mm
316,5
50 Hz
267
mm
60 Hz
267
l
3
verdwijnen.
75
100
150
66
70
72
70
72
74
59
88
89
59
90
98
707
707
639,5
707
724
639,5
406
406
316,5
300
300
267
300
315
267
3
4
947-4).
4
1.05
/ PM7