de afdaalrem geactiveerd; dit is de anti-paniek-stand waarmee het
dalen direct wordt gestopt. Om het afdalen voort te zetten, draait u
de hendel in de gesloten positie (afbeelding 2) en begint u opnieuw
met de afdalingsprocedure. Gebruik bij het dalen vanuit een vaste
positie een andere remkarabijnhaak (afbeelding 4/B). De afdaalrem
is zodanig ontworpen dat een aanvullende beveiliging van het
apparaat tegen onopzettelijk ongecontroleerd dalen niet nodig is.
Bij kort klimmen brengt u op het belaste lijneinde van de afdaalrem
een handmatige klimklem of een ander apparaat voor blokkering
van de lijn aan. Terwijl u klimt met behulp van de klimklem, trekt
u aan het vrije einde van de lijn dat uit de afdaalrem LORY steekt.
De lijn tussen de handmatige klimklem en de afdaalrem moet altijd
gespannen zijn (afbeelding 4/C).
5. Afdalen met reddingswerker
Dit soort evacuatie mag alleen worden uitgevoerd door speciaal
voor deze techniek gekwalificeerde reddingswerkers. Slagbelasting
is niet toegestaan. De reddingswerker bevestigt de afdaalrem aan
zijn veiligheidsgordel en zekert de gewonde persoon met een extra
lijn. Een omleidingskarabijnhaak voor het vrije einde van de lijn is
niet nodig; voor noodgevallen worden geschikte handschoenen
aanbevolen.
De reddingswerker en de gewonde persoon moet worden gezekerd
door een extra, onafhankelijk aan het verankeringspunt bevestigde
lijn.
WAARSCHUWING: Bij de redding kan bij snelheden boven 1 m/s
de afdaalrem zo heet worden dat de lijn hierdoor beschadigd wordt.
6. Eenvoudige katrol en katrol met rem
Het opheffen vanuit een vaste positie met de LORY gaat het beste
met een contragewicht in de verhouding 1: 1 en bij zwaardere
lasten met een katrol in de verhouding van 3: 1 (afbeelding 6).
Ergonomisch gezien verloopt het takelen gemakkelijker wanneer u
een extra katrol gebruikt voor omleiding aan het vrije uiteinde van
de lijn. Voor wisselen van klimmen naar dalen verwijdert u de katrol,
klemt u een omleidingskarabijnhaak aan de lijn via de LORY en
begint u met het dalen (afbeelding 4/B).
7. Aanbrengen van de reddinguitrusting
Er is een dubbele lijnlengte vereist.
8. Positionering
Gebruik van de positioneringslijn (lijn LORY PRO) is vereist. Bevestig
het apparaat aan het zijdelingse bevestigingspunt van de gordel,
wikkel de gordel rondom de structuur en bevestig het einde met
de verbinder (EN 362) aan het tweede zijdelingse bevestigingspunt
van de gordel (afbeelding 8A). Zeker de contacten tussen de gordel
51