5.4.2 Abductieklos
Breng de abductieklos (afb. 51) op de gewenste plaats aan en draai het geheel van onderaf
met behulp van schroeven vast.
Wanneer een benenzak wordt gebruikt dient deze eveneens op de aangegeven plaats te worden
ingesneden.
Modellen waarvan de diepte kan worden ingesteld kunnen via het langwerpige gat worden
ingesteld.
5.4.3 Armleuningen (zonder afb.)
VOORZICHTIG
De armleuningen mogen niet worden gebruikt om de zitting of de complete wandelwagen omhoog te tillen.
Armleuningen kunnen niet in combinatie met een "grijpstang" of een "werkblad" worden gecombineerd.
De armleuningen worden door ze in de opnamen te steken (afb. 44 ) zó aan de zitting bevestigd
dat ze niet verdraaid kunnen worden. Druk hierbij de veren van het statief in. Druk wanneer de
armleuningen weggehaald moeten worden op de veren van het statief en trek de armleuningen
naar boven toe uit de opnamen.
5.4.4 Bekkenbeugel (zonder afb.)
De bekkenbeugel dient voor de fixatie en de positionering van het bekken van de patiënt in zit-
tingsystemen, waarbij het bekken door de bekkenbeugel op de plaats wordt gehouden.
Zie voor informatie over de montage en de bediening de handleiding die met het product wordt
meegeleverd.
5.4.5 Borst- en schouderpelotte
De riemen voor de borst- en schouderpelotte (afb. 52, pos. A) worden met behulp van klikgespen
op de rugplaat vastgezet. Hiertoe dienen de beide klikgespen (afb. 53) voordat het rugkussen op
de rugplaat wordt aangebracht met de slotschroef zó aan de buitenkant van het rugleuningele-
ment door de langwerpige gaten direct onder de openingen voor de schouderriem te worden
vastgeschroefd, dat zich de gekartelde moeren ook aan de buitenzijde van de rugplaat bevinden.
Leid de schouderriemen van de borst- en schouderpelotte naar achteren. De onderste riemen
tussen de zitting en het rugvlak naar achteren door de vouwgesp (afb. 50) leiden. Trek de riemen
in en vervolgens door de geopende klikgespen (afb. 53) en klem ze vast door het klepje van de
klikgespen vast te drukken.
Aanbrengen van de borst- en schouderpelotte
Maak voordat het kind in de wagen wordt gezet de 4 klikgespen (afb. 53) op de rugplaat los, trek
de borst- en schouderpelotte iets naar voren, maak de klikgespen onderaan de pelotte (afb. 52,
pos. B) los, trek de riemen los en leg ze aan de zijkant op de zitting. Zet het kind in de wagen en
leg de borst- en schouderpelotte over het hoofd heen op het bovenlichaam. Trek nu de riemen tot
aan de aanslag (niet) in de onderste klikgespen van de pelotte (afb. 52, pos. B) en klem ze vast.
Trek nu van achteren eerst de onderste riemen strak, controleer of de borst- en schouderpelotte
symmetrisch op het bekken is aangebracht en klem daarna de onderste riemen vast. Trek ver-
volgens de bovenste riemen aan de achterzijde van de zitting strak en klem de riemen vast.
119