1.3. Kantelen (balanceren op de achterwielen)
Uit veiligheidsoverweging, dient deze handeling uitgevoerd
te worden door een begeleider. De begeleider dient zich er
bewust van te zijn deze handeling uit te voeren zonder veel
kracht en met gebruik van een juiste lichaamshouding. Houdt
uw rug recht en buig licht door de knieën.
Om de rolstoel te kantelen, grijpt de begeleider
de duwhandvatten en verzekert zich ervan dat de
duwhandvatten stevig vastzitten. Hij/zij waarschuwt de
gebruiker dat de rolstoel gekanteld gaat worden en vraagt
de gebruiker om achterover te leunen. De begeleider
controleert of de handen en de voeten van de gebruiker niet
in contact kunnen komen met de wielen. Vervolgens plaatst
de begeleider een voet op de trapdop en kantelt de rolstoel
72
tot een gewichtsverdeling duidelijk voelbaar is en de rolstoel
in balans is op de achterwielen. Meestal vindt dit plaats onder
een hoek van 30°. Nu kan de rolstoel zonder problemen over
het obstakel geduwd worden. Tot slot laat de begeleider de
voorzijde van de rolstoel op de grond zakken terwijl hij/zij de
duwhandvatten goed vasthoudt.
Waarschuwing :
- Let op afneembare delen als armsteunen en beensteunen:
zij mogen NOOIT als aangrijpingspunt gebruikt worden om
de rolstoel op te tillen omdat ze plotseling kunnen loslaten
waardoor de gebruiker en/of begeleider letsel oplopen.
- Laat de rolstoel nooit ruw en onverwacht op de grond
zakken al is de rolstoel maar enkele centimeters van de
grond verwijderd. Ook dit kan bij de gebruiker en/of
begeleider letsel veroorzaken.
1.4. Kantelen, nemen van stoepen
Om de stoep op te gaan :
- Methode 1 (figuur 10).
De begeleider plaatst de rolstoel voorwaarts bij de stoep. De
begeleider kantelt de rolstoel achterover en duwt de rolstoel
voorwaarts tot de zwenkwielen de stoep zijn gepasseerd.
Vervolgens duwt de begeleider de achterwielen tegen
de stoep aan om vervolgens de stoep op te rijden tot de
achterwielen de stoeprand zijn gepasseerd.
- Methode 2 (figuur 11).
In dit geval staat de begeleider op de stoep en trekt de
rolstoel de stoep op. De rolstoel staat met de achterwielen
tegen de stoep aan. De begeleider vraagt de gebruiker
achterover te leunen, kantelt de stoel achterover tot
het balanspunt is gevonden en trekt de rolstoel met de
achterwielen de stoep op. Vervolgens trekt de begeleider de
rolstoel verder de stoep op tot de zwenkwielen zich boven
de stoep bevinden en laat de rolstoel zakken.
De stoep afgaan.
De begeleider rijdt de rolstoel met de voorzijde naar
10
11