NL
OPMERKING Neem de lokale voorschrif-
ten met betrekking tot het gebruik van een gras-
maaier in acht.
■
Let op voorwerpen op het gras en verwijder
ze uit het werkgedeelte.
■
Alleen bij goed zicht maaien.
■
Uitsluitend met scherp mes maaien.
■
Manoeuvreer het apparaat uitsluitend met
behulp van de duwboom.
■
Beweeg het apparaat alleen stapvoets.
■
Beweeg het apparaat altijd dwars tegen een
helling. Niet naar boven en naar beneden op
de helling werken en evenmin op hellingen
met een inclinatie van meer dan 10°. Grote
zorgvuldigheid is geboden bij het veranderen
van de rijrichting.
Maaiprestaties en gebruiksduur van de accu
■
De maaiprestaties, d.w.z. het oppervlak dat
kan worden gemaaid, hangt af van de eigen-
schappen van het gazon. Factoren zoals de
lengte van het gras, de dichtheid, de gekozen
maaihoogte en een vochtig gazon beïnvloe-
den de maaiwerking.
■
Vaak maaien en een kort gehouden gazon
vergroot de autonomie van de accu.
■
Vaak in- en uitschakelen van de grasmaaier
tijdens het maaien vermindert de maaipresta-
ties evenzeer als een niet volledig geladen
accu.
■
Het inschakelen van de wielaandrijving ver-
mindert de maaiprestaties of de levensduur
van de batterij.
■
Voor een optimale maaiprestaties wordt aan-
bevolen het gazon vaak te maaien, een hoge
maaihoogte in te stellen het gras stapvoets te
maaien.
OPMERKING Om de autonomie te vergro-
ten kan een bijkomende accu worden aange-
schaft.
Tips bij het maaien
■
Houd een gelijkmatige maaihoogte aan tot
3–-5 cm, maai niet meer af dan de helft van
de grashoogte.
■
Grasmaaier niet overbelasten! Als het motor-
toerental in dichtbegroeid, hoog gras merk-
baar daalt, vergroot dan de maaihoogte en
maai vaker.
50
■
Wind en zon kunnen het gazon na het maai-
en uitdrogen, daarom laat in de namiddag
maaien.
8 ONDERHOUD EN VERZORGING
WAARSCHUWING! Gevaar voor snijlet-
sel. Gevaar voor snijletsel als gevolg van contact
met scherpe en bewegende delen van het appa-
raat, zoals het snijblad.
■
Schakel voorafgaand aan onderhouds-, ver-
zorgings- en reinigingswerkzaamheden altijd
het apparaat uit. Verwijder de accu.
■
Draag bij onderhouds-, verzorgings- en reini-
gingswerkzaamheden altijd beschermende
handschoenen.
8.1
Regelmatige
onderhoudswerkzaamheden
■
Zorg ervoor, dat alle moeren, bouten en
schroeven vast aangehaald zijn en dat het
apparaat zich in een veilige werkpositie be-
vindt.
■
Grasvanger regelmatig controleren op wer-
king en slijtage.
8.2
Apparaat en maaiwerk reinigen
LET OP! Gevaar door water. Water in het ap-
paraat leidt tot kortsluitingen en vernieling van de
elektrische onderdelen.
■
Spuit het apparaat niet met water af.
■
Gebruik voor het reinigen uitsluitend een
handveger of en borstel.
1. De motor stoppen, zie Hoofdstuk 6.2 "Motor
starten en stoppen (08)", pagina 48.
2. Accu eruit trekken.
3. Grasvanger loshaken.
4. Kantel het apparaat opzij en reinig het maai-
mechanisme met een handveger of een bor-
stel.
Onderhoud en verzorging