gatieve pool (-) van het lasapparaat.
Sluit de stuurstroomstekker van de toorts aan op de con-
nector I van het lasapparaat.
Sluit de verbinding van de gasslang van de toorts aan
op de verbinding O van het apparaat en de gasslang die
afkomstig is van het reduceerventiel van de gasfles op de
verbinding R.
Het apparaat inschakelen.
Raak de stroomvoerende delen en de uitgangsklemmen
niet aan wanneer het apparaat ingeschakeld is.
Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, kiest u
het lasproces met toets A en de lasstroom met knop H.
De hoeveelheid beschermgas moet worden ingesteld op
een waarde (in liter per minuut) die overeenkomt met on-
geveer 6 maal de diameter van de elektrode.
4 AFSTANDSBEDIENINGEN
Voor het instellen van de lasstroom kunnen de volgende
afstandsbedieningen worden aangesloten op dit lasap-
paraat:
Art. 193 Voetpedaal (gebruikt bij TIG-lassen) PIN
Art (1266) TIG-toorts UP/DOWN.
Art 1192+Art 187 (gebruikt bij elektrode-lassen)
ART. 1180 Aansluiting om de toorts en de pedaalbedie-
ning tijdelijk te verbinden.
Met dit accessoire kan ART 193 in elke TIG-lasmodus
worden gebruikt.
De bedieningen die een potentiometer omvatten re-
gelen de lasstroom van de minimum tot de maximum
stroom die is ingesteld met de knop H.
De bedieningen met UP/DOWN-bediening regelen de
lasstroom van het minimum tot het maximum.
5 ONDERHOUD
Het onderhoud mag uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd in overeenstemming
met de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4).
5.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN
Controleer of de schakelaar S op "O" staat en of de voe-
dingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u onder-
houd in het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat
en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van
perslucht.
5.2
HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE
MOET VERRICHTEN.
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct
aangebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie
tussen de primaire en secundaire zijde van de machine.
Zorg ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen ko-
men met de onderdelen in beweging of de onderdelen
die tijdens de functionering verhit raken. Hermonteer alle
klemringen op de oorspronkelijke wijze om een verbin-
ding tussen de primaire en secundaire te voorkomen als
een draad breekt of losschiet.
Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op
de oorspronkelijke wijze.
45