dan de tweede keuze en de diameter die kleiner is dan de
eerste keuze.
Omdat de elektrodediameter hoofdzakelijk het startni-
veau AO en de minimumstroom AI definieert, kan de las-
ser een niet aanbevolen combinatie kiezen.
De lasser heeft nu twee keuzemogelijkheden:
1. De synergie verlaten zonder de gemaakte keuzen te
bevestigen. Druk daartoe kort op de knop H; de led I gaat
uit en het paneel toont de instellingen zoals die golden
voordat naar synergie werd gegaan.
2. De synergie bevestigen door langer dan 0,7 seconden
op de knop H te drukken. Dan worden alle functies met
betrekking tot de synergie ingesteld en als deze gekozen
worden met de knop AP, toont het display U het bericht
"AU" (automatisch).
De led I blijft branden ter bevestiging dat de parameters
zijn ingesteld.
Samengevat, op het moment van bevestiging van de
elektrodediameter (door de knop H lang in te drukken als
de led R is geselecteerd) worden de functies start, Wave,
Hz, balancering en stroom AI gereedgemaakt volgens de
eerder beschreven automatische logica. Bij de bevesti-
ging van de elektrode gaat de led R uit en de led I aan.
4 AFSTANDBEDIENINGEN
Voor de regeling van de lasstroom kunnen op deze las-
machine de volgende afstandbedieningen worden aange-
sloten:
Art. 1256 TIG-toorts, alleen knop (watergekoeld).
Art. 1258 TIG-toorts, UP/DOWN (watergekoeld).
Art. 193 Voetpedaal (voor TIG-lassen)
Art. 1192 + Art. 187 (voor MMA-lassen)
Art. 1180 Aansluiting voor gelijktijdige aansluiting van
toorts en voetpedaal. Met dit accessoire kan art. 193 in
elke TIG-lasmodus worden gebruikt.
De bedieningsorganen met een potentiometer rege-
len de lasstroom van de met de knop Y ingestelde
minimum- tot maximumwaarde.
De bedieningsorganen met UP/DOWN-logica regelen
de lasstroom van de minimum- tot de maximumwaar-
de.
De instellingen van de afstandbedieningen zijn altijd actief
in het PL-programma, terwijl dat in een opgeslagen pro-
gramma niet het geval is.
5 ONDERHOUD
Het onderhoud mag uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd in overeenstemming
met de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4).
5.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN
Controleer of de schakelaar BE op "O" staat en of de
voedingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u
onderhoud in het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat
en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van
perslucht.
100
5.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET
VERRICHTEN.
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct aan-
gebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie tus-
sen de primaire en secundaire zijde van de machine. Zorg
ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen komen met
de onderdelen in beweging of de onderdelen die tijdens
de functionering verhit raken. Hermonteer alle klemringen
op de oorspronkelijke wijze om een verbinding tussen de
primaire en secundaire te voorkomen als een draad
breekt of losschiet.
Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op
de oorspronkelijke wijze