•
Ottobock adviseert om de opbouw van de prothese met behulp van de
L.A.S.A.R. Posture te controleren en indien nodig aan te passen.
•
Indien nodig kunnen de opbouwadviezen (Modulaire TF-beenprothesen:
646F219*, Modulaire TT-beenprothesen: 646F336*) bij Ottobock wor
den aangevraagd.
5.1.4 Dynamische afstelling tijdens het passen
•
Pas de opbouw van de prothese in het frontale vlak en het sagittale vlak
aan (bijv. door verandering van de hoek of door verschuiving), zodat een
optimale stapafwikkeling gewaarborgd is.
TT-prothesen: zorg voor een fysiologische beweging van de knie in het
•
sagittale en frontale vlak bij het overbrengen van het gewicht na het
neerzetten van de hiel. Een beweging van het kniegewricht naar mediaal
moet worden vermeden. Als het kniegewricht in de eerste helft van de
standfase naar mediaal beweegt, breng de prothesevoet dan verder naar
mediaal. Als de beweging naar mediaal plaatsvindt in de tweede helft
van de standfase, verminder dan de exorotatie van de prothesevoet.
•
Na beëindiging van de dynamische afstelling en de loopoefeningen moet
u de adapterbescherming van de prothesevoet verwijderen.
5.1.4.1 Optimaliseren van de hielkarakteristiek
De hielkarakteristiek wordt geoptimaliseerd door het gebruik van hielwiggen.
Wanneer het neerzetten van de hiel of het hielcontact halverwege de stand
fase te zacht is, kan de hiel met een hielwig worden verstijfd.
Er kan worden gekozen tussen twee hielwiggen (transparant = zacht, zwart
= hard). Ottobock adviseert te beginnen met de transparante hielwig.
1) Richt de uitsparing in de hielwig uit naar proximaal en posterior.
2) Schuif de hielwig tussen de aansluitveer en de hielveer tot de wig vast
klikt (zie afb. 3).
3) Om de hielwig te verwijderen, duwt u deze in zijwaartse richting naar
buiten.
5.2 Optioneel: schuimstofovertrek monteren
Een verbindingselement (bijv. verbindingsplaat, verbindingskap, aansluit
kap, schuimaansluitkap) dient als niet-permanente verbinding tussen de pro
thesevoet en de schuimovertrek.
71