NL
3.4 Banden vervangen
op de verschillende hardheid van de banden.
rood = zacht
groen = middel
blauw = hard
Zachte banden op de vooras zorgen vooral in de boch-
ten voor meer grip. Harde banden op de achteras bie-
den de mogelijkheid om bv. op parket te driften.
Bij de combinatie van banden met een verschillende
hardheid zijn er nog meer mogelijkheden om te spelen.
Maak voor het vervangen van de verschillende ban-
densets uitsluitend gebruik van de in de verpakking
bijgesloten kruissleutel.
>
Voor de handleiding voor het vervangen van de
banden zie pag. 144
3.5 Vier versnellingen
De modellen beschikken over vier
snelheidstrappen waarmee de snel-
heid aan de vaardigheden van de
bestuurder aangepast kan worden.
>
Voor het wisselen van de versnellingen zie punt 6.
3.6 Racebaan
gerevolutioneerd: niet aan een rijstrook gebonden, ef-
fectvol, authentiek, zo kunnen de
len de baan op gestuurd worden. De 40 x 40 cm grote
delen voor de rijbaan die gemakkelijk in elkaar gesto-
ken en van vangrails voorzien kunnen worden, maken
het nieuwe speelsysteem compleet. Het materiaal van
de racebaan is stevig, flexibel en robuust. Om ervoor
te zorgen dat de vangrails permanent stabiel blijven,
kunnen deze met de bevestigingsdoppen bevestigd
worden.
>
Voor de opbouw van de racebaan zie pag. 144 – 145 /
B + D.
26
Het rijgedrag van de racewagens
kan geoptimaliseerd worden door
de banden te vervangen. Hiervoor
zijn voor elk voertuig drie verschil-
lende bandensets beschikbaar die
reeds bij de levering inbegrepen
zijn. De gekleurde wielkrans wijst
/A.
Met deze startset van
wordt de
traditionele
racebaan
4. Voor de inbedrijfstelling
Alvorens met het spelen te beginnen, moeten de accu's
met de meegeleverde USB-kabel in de oplader opgela-
den worden. Als optie kunnen de accu's m.b.v. (oplaad-
bare) batterijen van het type "AA" opgeladen worden.
Niet oplaadbare batterijen mogen niet geladen wor-
den. Oplaadbare batterijen moeten uit het speelgoed
verwijderd worden, voordat ze opgeladen worden.
Batterijen van verschillende types of oude en nieuwe
batterijen mogen niet samen worden gebruikt.
4.1 De accu opladen
>
Voor de handleiding voor het laden van de accu zie
pag. 145 /
AANWIJZING:
Het voertuig geeft een te lage accuspanning aan door
de verlichting snel te laten knipperen. Dan moet de accu
opgeladen worden. Vanwege elektrostatische ontladin-
gen kan een storing optreden. Door opnieuw op de
druktoets aan de oplader te drukken wordt het oplaad-
proces normaal voortgezet.
4.2 Afstandsbedieningsmodule
De afstandsbedieningsmodule werkt op 2,4 GHz-ra-
diografische technologie, die volgens de huidige stand
van de wetenschap bij doelmatig gebruik geen gezond-
heidsrisico's kan veroorzaken. Het door de wetgeving
maximaal toegestane zendvermogen wordt bij dit mo-
del duidelijk onderschreden.
De voor het gebruik van de afstandsbedieningsmo-
dule noodzakelijke batterijen resp. oplaadbare accu's
(2 x type AAA) zijn niet bij de levering inbegrepen. De
markering voor de juiste plaatsing en ligging van de
batterijen in het batterijvak in acht nemen a.u.b.
De contacten in de afstandsbedieningsmodule mogen
niet kortgesloten worden.
Hoewel het toegepaste radiografische systeem goed
beveiligd is tegen storingen, kan het toch niet helemaal
uitgesloten worden dat de kwaliteit van het radiografi-
sche signaal verminderd wordt door ruimtelijke situaties
en door andere radiografische systemen. Als een radio-
-model-
grafisch signaal niet optimaal is, kan dit ertoe leiden dat
de reikwijdte geringer wordt.
AANWIJZING:
techniek is compatibel met de
SIKUCONTROL32-modellen, die met de radiogra-
fische module met het art. nr. 6708 gebruikt kunnen
worden.
C.
De
toegepaste
radiografische
- en