Gebruik
Voorwaarden voor het gebruik
De ondernemer/gebruiker moet vóór het eerste gebruik de volgende
punten in acht nemen (zie Europese richtlijn 89/656/EG):
–
de pasvorm moet juist zijn, zodat bijv. het masker absoluut dicht
afsluit,
–
de persoonlijke veiligheidsuitrusting moet passen in combinatie
met elke andere gelijktijdig gedragen persoonlijke
veiligheidsuitrusting (bijv.beschermingsjas),
–
de persoonlijke veiligheidsuitrusting moet geschikt zijn voor de
omstandigheden op de werkplek,
–
de persoonlijke veiligheidsuitrusting moet voldoen aan de
ergonomische eisen en de gezondheidstoestand van de
betreffende drager van het ademhalingstoestel.
De masker-/helm-combinatie opzetten en functie
controleren
WAARSCHUWING
Baarden en bakkebaarden in de omgeving van de ademaansluiting
veroorzaken lekkages! Desbetreffende personen zijn voor het
dragen van de masker-/helm-combinatie ongeschikt. De pootjes van
een bril in de omgeving van de afdichting veroorzaken eveneens
lekkages. Maskerbril gebruiken.
Haar vanuit het voorhoofd naar achteren strijken. Het voorhoofd
moet geheel vrij zijn, zodat de ademaansluiting perfect aansluit.
Hoofdbescherming opzetten, kinband geopend laten
Draagband om de nek leggen.
Beide masker-/helm-adapters vastpakken en de bovenste rand
van de ademaansluiting op het voorhoofd onder de
hoofdbescherming schuiven.
Beide masker-/helm-adapters spannen door ze gelijktijdig naar
achteren te trekken en in de volgelaatsmaskerbevestigingen van
de hoofdbescherming inhangen.
1)
Zie bijbehorende gebruiksaanwijzing.
52
Ademaansluiting rechttrekken en de kinband van de
hoofdbescherming losjes onder de kin sluiten.
De positie van de ademaansluiting
door een assistent laten controleren.
De spanelementen (1) moeten zijn
gespannen, anders haarnet in de
hoofdbeschermer afstellen.
Toets indrukken (2) en de
beademingsautomaat in de
maskeraansluiting steken.
Toets loslaten en controleren of de
beademingsautomaat gearrêteerd is.
De insteeknippel met de duim afsluiten
(3) en inademen, totdat er een
onderdruk ontstaat. Even de adem
inhouden.
De onderdruk moet blijven bestaan.
Van buiten mag geen lucht in de
ademaansluiting binnendringen.
De insteeknippel (3) dichthouden en krachtig uitademen.
De uitgeademde lucht moet ongehinderd via het uitademventiel
kunnen ontwijken, anders Zie "Uitademventiel visueel
controleren" op pagina 55.
Overdruk-ademluchtapparatuur of -slangapparaat aansluiten
Door aan de beademingsautomaat te draaien en stevig te trekken
controleren of hij vastzit.
1)
Door een tweede persoon laten controleren of de automaat goed
.
vastzit en er sprake is van een correcte verbinding.
Gebruik alleen met dichte masker-/helm-combinatie!
Als er een lamphouder aan de helm (helmtype Dräger HPS 6100,
Dräger HPS 6200 of Supra F1) is bevestigd en men tegen een
hindernis stoot, kan de ademaansluiting ondicht worden.
Lekkages reduceren de gebruikstijd en kunnen leiden tot het
binnendringen van schadelijke stoffen.
In dit geval de risicozone meteen verlaten.
1
3
WAARSCHUWING
2
1)
.