ciaal bestudeerd werden voor dit type van motor
en in staat zijn om voor een hoge bescherming
te zorgen.
2.2.3 Bereiding en bewaring
van het mengsel
GEVAAR!
De benzine en het mengsel zijn
ontvlambaar!
– Bewaar de benzine en het mengsel in spe
ciale recipiënten voor brandstof, op een
veilige plaats, uit de buurt van warmtebron
nen of naakte vlammen.
– D e recipiënten moeten buiten het bereik
van kinderen bewaard worden.
– N iet roken tijdens de bereiding van het
mengsel en de benzinedampen niet inade
men.
De tabel geeft de hoeveelheden benzine en
olie weer te gebruiken voor de bereiding van
het mengsel naargelang het aangewend type
van olie.
Voor de bereiding van het mengsel:
– Doe ongeveer de helft van de benzine in een
geschikte tank.
– Voeg er alle olie aan toe, volgens de tabel.
– Voeg de rest van de benzine toe.
– Sluit de dop en schud krachtig.
BELANGRIJK Het mengsel is onderhevig aan
veroudering. Bereid niet te veel mengsel, om af-
zettingen te voorkomen.
BELANGRIJK Zorg ervoor dat de recipiënten
van de benzine en het mengsel go ed va wij-
deren.
2.3 BIJVULLEN VAN BRANDSTOF
GEVAAR!
Niet roken tijdens het bijvullen
en de benzinedampen niet inademen.
LET OP!
Open de dop van de tank voor
zichtig omdat er druk ontstaan kan zijn aan
de binnenkant.
Vooraleer bij te vullen:
– Plaats de machine effen en stabiel, met de vul-
dop van het reservoir naar boven.
– Maak de dop van het reservoir en de zone
rond de dop schoon om te voorkomen dat tij-
dens het bijvullen onzuiverheden terechtko-
men in het mengsel.
– Open de dop van het reservoir voorzichtig om
de druk geleidelijk aan af te laten.
Om brandstof bij te vullen:
– Schud men krachtig het reservoir waarin het
mengsel voorbereid werd.
– Middels een trechter, giet men de geschikte
hoeveelheid brandstof voor het uit te voeren
werk in de schaalfles.
– Bijvullen zonder de tank tot aan de rand te vul-
len (Afb. 3).
OPMERKING De optimale inhoud van het reser-
voir van de machine stemt overeen met ongeveer
de helft van het vermogen van de fles met schaal-
verdeling.
LET OP!
De dop van het reservoir moet
altijd stevig weer vastgedraaid worden.
LET OP!
Reinig onmiddellijk elk spoor
van mengsel dat eventueel gemorst werd op
de machine of op de grond en start de motor
pas wanneer de benzinedampen voleldig op
gelost zijn.
3. GEBRUIK VAN DE MACHINE
3.1 OPSTARTEN VAN DE MACHINE
Vooraleer de motor op te starten, moet men de
machine op een stabiele positie plaatsen en zich
ervan verzekeren dat ze niet op de blaas– of
zuigbuizen steunt.
3.1.1 Start met koude motor
Met start bij koude motor wordt bedoeld een
start na minstens 5 minuten dat de motor uitge-
schakeld is of na het bijvullen van brandstof.
Om de motor te starten (Afb. 4):
1. Schakel de starter in door de hendel (2) in de
stand «CHOKE» te brengen.
2. Druk 7-10 keer op de knop van de voorinspui-
ting (primer) (3) om de brandstoftoevoer te
bevorderen.
3. Houd de machine stevig vast met een hand
op de handgreep (6), om de controle ervan
niet te verliezen tijdens het starten.
4. Draai langzaam de startknop 10-15 cm tot u
een zekere weerstand gewaarwordt. Geef
dan enkele keren een stevige ruk tot de ma-
chine in gang schiet.
BELANGRIJK Om te voorkomen dat het touw
breekt, wordt er niet over de gehele lengte aan
ge trokken. Laat het touw niet langs de rand van
de opening van de touwgeleider schuren en laat
de knop geleidelijk aan los, om te voorkomen dat
het touw op ongecontroleerde wijze naar binnen
schiet.
5. De hendel (2) weer in de stand «RUN» zetten.
7