pomp heel is en of de kenmerken die vermeld staan op het typeplaatje overeenkomen met de vereiste
kenmerken. Indien dit niet het geval is de pomp niet gebruiken en contact opnemen met de Afdeling
Klantenservice voor eventuele aanwijzingen.
1.7 - Montage en installatie moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel dat beschikt
over de benodigde mechanische en technische kennis en kunde, volgens de gebruiksaanwijzingen
en de veiligheidsvoorschriften die vermeld zijn in dit instructieboekje en in het specifieke bij de pomp
geleverde instructieboekje.
1.8 - De componenten van het hogedruksysteem, in het bijzonder voor systemen die overwegend
buiten werkzaam zijn, moeten op adequate wijze worden beschermd tegen regen, vorst en warmte.
Naast een regelklep voor het regelen van de druk moet de hogedruklijn altijd uitgerust
zijn met een passende geijkte overdrukklep.
Leidingen die onder hoge druk staan dienen de juiste maten te hebben voor de
maximum werkdruk van het systeem en altijd en alleen gebruikt te worden binnen de
range van de werkdruk dat door de buizenfabrikant is aangewezen en dat vermeld is
op de buizen zelf.
De uiteinden van de buizen onder hoge druk moeten uitgerust zijn met een mantel en
op een stevige constructie worden bevestigd teneinde gevaarlijke pijpslagen in geval
van ontploffing of breuk van de aansluitingen te vermijden.
De transmissiesystemen van de pomp (koppelingen, poelies, riemen, draaiende assen),
moeten op passende wijze worden beschermd met beschermingscarters.
Met betrekking tot de toepassing, het gebruik en de omgevingsomstandigheden, kunnen
de buitenoppervlakken van de pomp tijdens de werking hoge temperaturen bereiken.
Wij adviseren u dus voorzichtig te zijn om contact met de hete onderdelen te vermijden.
Aarzel niet in geval van twijfel contact op te nemen met de Afdeling Klantenservice van
INTERPUMP GROUP
2 - INSTALLATIE
2.1 - De pomp moet in horizontale positie worden geïnstalleerd door middel van de daartoe bestemde
steunpoten of rechtstreeks gekoppeld worden aan de motor met een daartoe bestemde originele flens,
daar waar voorzien.
2.2 - De sokkel moet vlak en stijf zijn om buigingen en foutieve uitlijning op de aankoppelas pomp/
motor te vermijden.
2.3 - De pomp-motorgroep mag niet rechtstreeks op het chassis of de sokkel worden vastgemaakt, er
dienen elastische trillingsdempers te worden aangebracht.
2.4 - Vermijd installatie en gebruik vlakbij warmtebronnen en/of in ruimten waar vorming van condens
in het carter kan ontstaan. Dit benadeelt de efficiëntie van de smeerolie in de pomp.
2.5 - Er dient absoluut vermeden te worden dat de pomp droog kan werken, óók voor korte tijd! Gebruik
daarom de juiste veiligheidsystemen.
2.6 - Bij pompen met een ingebouwde regelklep, of indien de installatie een regelklep heeft waarbij
de afvoer van de drukregelklep (BYPASS) rechtstreeks is gekoppeld aan de toevoermond (IN) van de
pomp, dient vermeden te worden dat de pomp langer dan 3 minuten in BYPASS werkt. Dit om schade
te voorkomen door oververhitting aan dichtingen en kleppen.
Neem contact op met het Technisch Bureau of met de Afdeling Klantenservice voor speciale
toepassingen.
3 - VOEDINGSLIJN
Voor een optimale werking van de pomp dient de voedingslijn te beschikken over de volgende
kenmerken:
36