14.1
Het rollen van de wielen controleren
1. Reinig de gebieden rondom de wielen (1) eenmaal in de
week met een bezem of een doek.
2. Controleer of de wielen (1) correct rollen en sturen. Als
de wielen (1) niet vrij ronddraaien, moeten ze worden
afgesteld of vervangen.
14.2
De contacten controleren/reinigen
1
n
Controleer de oppervlakken van de contacten (1) op de
robotmaaier om na te gaan of ze vuil zijn.
n
Reinig zo nodig de oppervlakken van de contacten (1) van
de robotmaaier met een doek.
n
Als de oppervlakken van de contacten verbrandingssporen
vertonen, betekent dit dat het laadcontact niet optimaal is.
n
Buig de veren van het laadstation naar buiten.
36
14.3
1
1
1. Koppel de stekker van de transformator los.
2. Controleer de contacten (1) van het laadstation om na te
gaan of ze vuil zijn.
3. Reinig de contacten (1) van het laadstation zo nodig met
een doek.
4. Duw de contacten (1) in de richting van het laadstation
en laat ze daarna los. De contacten (1) moeten in de
beginpositie terugkeren.
5. Als de contacten (1) niet in de beginpositie terugkeren,
laat ze dan controleren of repareren door een technisch
servicecentrum.
14.4
n
Maak het maaidek (1) en de geleider (2) goed schoon met
een bezem of een doek.
Het laadstation controleren/reinigen
Het frame reinigen
1
2