Handleiding voor het abseilapparaat klasse C, type HAS 9 + HAS 18
volgens EN 341:2011 Class C / EN 360:2002
Inleiding: De HAS 9 + HAS 18 is een zekeringsapparaat dat beveiligt tegen het vallen, met geïntegreerde energie-absorptie
en abseilfunctie, dat in combinatie met een opvanggordel volgens EN 361 dient om personen tijdens werken te beveiligen
in situaties waarbij een valrisico bestaat, bijvoorbeeld bij de beveiliging van personen op tankvoertuigen of in hoge
opslagruimten. Na de opvang wordt de verongelukte person direct met ca. 0,7 m/s veilig neergelaten. De handleiding (1)
moet voor het gebruik volledig worden gelezen en inhoudelijk begrepen zijn. Voor alle mogelijke noodgevallen die tijdens de
werkzaamheden kunnen optreden, moet een reddingsplan beschikbaar zijn.
Belangrijke opmerking: Het gebruik van het HAS-apparaat in klimparken of gelijkaardige vrijetijdsinrichtingen is verboden.
Handleiding veiligheidstoepassing
1.
Het HAS-apparaat mag alleen gebruikt worden zoals het bedoeld is. Bij het niet in acht nemen van de
handleiding kunnen levensgevaarlijke situaties ontstaan. Het apparaat mag niet gewijzigd of aangepast
worden.
2.
Het HAS-apparaat mag alleen door personen worden gebruikt die voldoende werden opgeleid en die op een
veilige manier met het apparaat kunnen omgaan. De gebruiker mag geen fysische belemmeringen hebben.
(invloed van alcohol, drugs, medicamenten of hart- en bloedsomloopproblemen)
3.
Het HAS-apparaat nooit op eigen houtje openen en repareren. Dit mag alleen gebeuren door specialisten die
door de fabrikant werden opgeleid en daartoe bevoegd zijn.
4.
Het HAS-apparaat mag slechts voor de beveiliging van één persoon worden gebruikt. De maximale nominale
last bedraagt 136 kg, de minimale nominale last bedraagt 50 kg. De Duitse wetten DGUV R 112-198 en 199
moeten worden nageleefd.
5.
De handleidingen van de gebruikte deelsystemen moeten altijd worden nageleefd.
6.
Voor elk gebruik moet de leesbaarheid van de productmarkering gecontroleerd worden.
7.
Voor elk gebruik moet het HAS-apparaat visueel en functioneel worden gecontroleerd. Hiervoor moet
het apparaat aan een geschikt punt worden vastgemaakt. Aan het touw trekken, hierbij moeten de pallen
hoorbaar in werking treden en moet een voelbare remweerstand ontstaan. Het touw vasthouden en geleid
het apparaat laten intrekken. Het loslaten van het touw kan door het snelle en ongecontroleerde intrekken in
de behuizing verwondingen en schade aan het apparaat veroorzaken.
8.
De karabijnhaken op correcte werking controleren (zelfsluitend, vergrendelbaar). De stalen kabel moet op
een perfecte toestand worden gecontroleerd. Een HAS-apparaat met een beschadigde kabel, bijv. een knik
of een gebroken kabelstreng mag niet worden gebruikt.
9.
Indien er twijfels bestaan over de veilige toestand van het apparaat of indien het door een valpartij werd
belast, dan mag het apparaat niet meer worden gebruikt en moet het worden voorgelegd aan een specialist,
die door de fabrikant werd opgeleid en bevoegd is om een controle uit te voeren. De toestemming om het
apparaat verder te gebruiken moet schriftelijk door de specialist worden gegeven.
10.
Voor de inrichting moet een geschikt, aan de nationale voorschriften beantwoordend, bevestigingspunt
met voldoende draagvermogen en een min. draagvermogen van 9 kN (Noord-Amerika 22,2 kN) worden
gekozen. De bevestiging gebeurt met musketonhaken conform EN 362:2004 / CSA Z259.12-01 / ANSI/
ASSE Z359.12-2009 of aanslagmiddelen conform EN 795, waarbij het aanslagmiddel door de beugel
van het apparaat wordt getrokken, en gesloten met een beveiligde musketonhaak (
draaiwervelophanging wordt de musketonhaak verbonden met het aanslagpunt en de draaiwervel. Bij
gebruik van het hoogteveiligheidstoestel aan een aanslaginrichting type C / klasse C conform EN 795 (enkel
indien toegelaten voor gemeenschappelijke aanwending) met een verticaal bewegende geleiding moet,
bij het bepalen van de vereiste daghoogte onder de gebruiker, eveneens rekening gehouden worden met
de doorzakking van de aanslaginrichting. Hierbij moeten de gegevens in de gebruiksaanwijzing van de
aanslaginrichting nageleefd worden.
11.
Het HAS-apparaat mag alleen verticaal worden gebruikt. Daarbij moet het verankeringspunt zo loodrecht
mogelijk boven het hoofd van de te beveiligen persoon worden gekozen, zodat bij een val de gebruiker niet
heen-en-weer slingert.
12.
Het intrekbare verbindingsmiddel moet door middel van de karabijnhaak met een opening van 21 mm aan
het bevestigingsoog van de opvanggordel (EN 361) worden aangesloten. De karabijnhaak moet vergrendeld
worden. Opgelet: Indien de valindicator aan de karabijnhaak door een val werd geactiveerd (afbeelding
13a), dan moet het apparaat meteen buiten gebruik worden genomen en door een geautoriseerde specialist
NEDERLANDS
20
). Bij apparaten met
3
1
3
4
4
7
8
9
10
12