Een genormaliseerde stekker (3p+1) met passend vermo-
gen op de voedingskabel aansluiten en een met zekerin-
gen uitgerust stopcontact of automatische schakelaar
voorbereiden; de speciale aardingsaansluitklem moet op
de aardingsklem (Geelgroen) van de voedingslijn worden
aangesloten.
Model
I
Max nominaal (25%)*
2
Insttallatie spanning
Nominale stroom zekering
klasse "gl"
U1 = 220 V - 230 V - 240 V
Kabel netaansluiting
Lengte
Doorsnede
* Nusfactor
Gasaansluiting
De eenheden worden geleverd met een
drukreductor voor de regeling van de gas-
druk die tijdens het lassen gebruikt wordt.
De gastanks (max. hoogte 1200 mm)
moeten op het achterpaneel van de gas-
tankhouder van de lasmachine geplaatst
worden en vastgezet worden met de daar-
voor bestemde bijgeleverde ketting. Ze
moeten zo geïnstalleerd worden dat de
stabiliteit van de lasinstallatie niet gecom-
promitteerd wordt. De aansluiting van gas-
fles, reductor en gasbuis die uit het achter-
paneel van het lasapparaat komt, moet uit-
gevoerd worden zoals in afb. C is aange-
geven.
Open de gastank en stel de stroommeter
in op ongeveer 8/12 l/min.
ATTENTIE: Controleer of het gebruikte gas compatibel is met
het te lassen materiaal.
Gebruiksvoorschriften
BEDIENINGS- EN CONTROLEAPPARATUUR (afb. D)
Pos. 1
Aansluiting brander type Euro.
Pos. 2
Potentiometer met schakelaar voor de instelling van
de puntlastijd.
Pos. 3
Omschakelaar voor de instelling van de lasspanning.
Pos. 4
Controlelampje thermostatische beveiliging. Brandt
het lampje dat betekent dit dat de thermische beveili-
ging in werking getreden is. Er wordt dan buiten de
werkcyclus gewerkt (zie "Gebruiksbeperkingen").
Wacht enkele minuten alvorens verder te gaan met
het lassen.
Pos. 5
Aan/uit-schakelaar.
Pos. 6
Potentiometer voor de regeling van de draadsnelheid.
Draadoplading
• Open het linker zijpaneel met de daarvoor bestemde grendel
en plaats de spoel (gebruik spoelen met een MAX diameter
van 300 mm en een MAX gewicht van 20 kg) die compatibel
is met het te lassen materiaal, op de speciale houder, en wel
zo dat de draad met de wijzers van de klok mee afgewikkeld
wordt. Het uitsteeksel van de houder, dat als referentie dient,
moet gecentreerd worden ten opzichte van het gat van de
spoel.
• Deblokkeer de hendel (pos. 1, afb. E) en til de houderarm
van de onbelaste rol op (pos. 2, afb. E).
Tabel 2
SMARTMIG T21
A
200
kVA
7
A
10/16
m
3,5
2
4x2,5
mm
Afb. C
1
Afb. D
1
4
Afb. E
• Controleer of op de binnenzijde van de drijfrol (zie afb. F) de
diameter afgedrukt staat die overeenkomt met de gebruikte
draad.
• Steek de draad in de achtergeleider (pos. 4, afb. E) die zich
op het aanvoermechanisme bevindt, tot enkele centimeters
van de binnenkant van de voorgeleider bereikt worden (pos.
3, afb. E).
• Plaats de houderarm van de
onbelaste rol (pos. 2, afb. E)
omlaag en sluit de hendel (pos. 1,
afb. E). Controleer of de draad de
verzinking van de drijfrol binnen-
gaat.
• Stel de druk tussen de rollen in
met behulp van de daarvoor
bestemde knop (pos. 1, afb. E).
De juiste druk is de minimale druk die de rollen op de draad
niet laat slippen. Een buitensporige druk veroorzaakt een
vervorming van de draad en windingen bij de ingang van het
draadomhulsel, een onvoldoende druk veroorzaakt lasonre-
gelmatigheden.
Lassen
BELANGRIJK: Alvorens het lasapparaat aan te zetten,
opnieuw controleren dat de netspanning en de netfrequentie
overeenkomen met de gegevens van de plaat.
• Zet de lasmachine in werking door de omschakelaar van de
lasspanning (pos. 3, afb D) op de meeste geschikte stand
voor het uit te voeren werk te zetten.
• Verwijder de gasgeleider en de draadgeleider van de brander
zodat de draad tijdens het laden vrij naar buiten kan komen.
Er wordt herinnerd dat het mondstuk van de draadleider
dezelfde diameter als de gebruikte draad moet hebben.
• De potentiometer van de draadsnelheid op stand 3 plaatsen
(pos. 6, afb. D).
29
2
3
6
5
2
3
2000H850
Afb. F
4